'De toepassing van artikel 359a Sv anno 2016. Een pleidooi voor herstel van balans en de terugkeer naar echte rechterlijke vrijheid'

Over de achtergrond van artikel 359a Sv en de toepassing ervan in de rechtspraktijk is in de loop der jaren het nodige geschreven. Desalniettemin geeft de huidige lijn in de jurisprudentie aanleiding om hierbij wederom stil te staan. De achtergrond van dit artikel roept de auteur specifiek in herinnering nu de ontwikkelingen (lees: de huidige lijn in de jurisprudentie van de Hoge Raad) rondom artikel 359a Sv zo ver zijn afgedreven van de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. De auteur stelt zich in deze bijdrage op het standpunt dat de tijd rijp is voor een herbezinning over de toepassing van artikel 359a Sv. Ten minste twee aspecten zijn anno 2016 te veel in de vergetelheid geraakt. Ten eerste het gegeven dat de feitenrechter bij een geconstateerd onherstelbaar vormverzuim een zelfstandige verantwoordelijkheid bezit om in een concrete strafzaak te beoordelen welke strafprocessuele sanctie aangewezen is. Dit betekent dat de feitenrechter echt de vrijheid moet hebben om dergelijke afwegingen te maken en brengt bovendien met zich dat die verantwoordelijkheid niet bij de verdediging ligt. Ten tweede is in de vergetelheid geraakt dat er een belangrijke taak voor de strafrechter bestaat om na begane vormverzuimen het signaal af te geven dat dit strafvorderlijke consequenties kan hebben. Het is naar mijn mening dan ook zaak om te zoeken naar een nieuw evenwicht in de toepassing van dit artikel en om in dit kader te streven naar echte rechterlijke vrijheid. Met deze insteek, ga ik in de eerste plaats in op de achtergrond van artikel 359a Sv, bespreek ik recente jurisprudentie en doe ik enige aanbevelingen.

Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^