De verdachte heeft in een periode van ruim twaalf maanden twee ton gestolen van zijn werkgever, een scholengemeenschap
/Gerechtshof Den Haag 6 juni 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1870
De verdachte is op 1 november 2006 in dienst getreden van de Openbare Scholengemeenschap A, ressorterend onder Stichting B in de functie van hoofd administratie en beheerde de financiële boekhouding van de school. De verdachte was tezamen met de aangever C, een adjunct-directeur van de school, geautoriseerd tot het doen van overboekingen en betalingen.
De school had vijf bankrekeningen, waaronder een Postbankrekening, een rekening bij de Bank der Nederlandse Gemeenten (BNG) en een rekening bij de Fortisbank met nummer nummer bankrekening. In de periode van 3 januari 2007 tot en met 16 februari 2008 is met de bankpas nummer 017, toebehorende aan de adjunct-directeur en behorende bij de rekening van de Fortisbank, een bedrag van € 206.850,- gepind van de Fortis bankrekening van de school. In totaal is 159 keer gepind, bijna iedere keer een bedrag van € 1.250,- per opname.
De verdachte heeft vanaf de Postbankrekening en de BNG-rekening bedragen, telkens tussen 9.500 en 25.000 euro, overgeboekt naar de Fortis-rekening.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij de pinpas met nummer 017 en het briefje waarop de daarbij behorende pincode stond op enig moment in de kluis van de school heeft gezien, vloeit voort dat hij toegang heeft gehad tot deze pinpas en daarbij behorende pincode.
Voorts constateert het hof dat de adressen waar de pinopnames hebben plaatsgevonden, onder andere in Spijkenisse, Ridderkerk, Rhoon, Rotterdam en Middelburg, passen bij locaties waar de verdachte in zijn privéleven kwam, te weten zijn woonplaats gemeente U, het adres van zijn schoonouders aan de adres V in de gemeente W en in de periode van 4 tot en met 23 augustus 2007 zijn vakantie-adres in provincie X, alsmede bij de route van zijn woonplaats gemeente U naar de school in gemeente Y.
Bovendien blijkt uit de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte in de periode van 3 januari 2007 tot en met 1 maart 2008 dat deze gegevens overeenkomsten vertonen met de locaties waar de pinopnames hebben plaatsgevonden en de aanwezigheid van de verdachte op die locaties geen enkele keer uitsluiten. Daarbij hecht het hof bijzondere waarde aan de opnames die in gemeente Z hebben plaatsgevonden, in een periode waarin de verdachte in provincie X op vakantie was, waarbij opvalt dat op de voorlaatste dag van de vakantie is gepind in gemeente V, welk gegeven verklaarbaar is gezien de verklaring van de verdachte dat hij vóór het einde van de vakantie een keer op en neer is gereden naar huis om alvast spullen weg te brengen.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat het patroon van de overschrijvingen van de BNG-rekening en de Postbankrekening naar de Fortis-rekening correspondeert met het patroon van de pinopnames.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij geen bedragen kon overboeken zonder goedkeuring van de adjunct-directeur, vindt naar het oordeel van het hof alleen daarom al geen steun in het dossier, nu de verdachte zelf ten overstaan van de politie heeft verklaard dat hij op eigen initiatief de BNG-rekening heeft afgeroomd naar de Fortis-rekening en dat de adjunct-directeur hier achteraf goedkeuring voor heeft gegeven. Dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op deze verklaring is teruggekomen, kan hieraan niet afdoen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de adjunct-directeur heeft verklaard dat deze overschrijvingen (en de pinopnames) zonder zijn goedkeuring zijn geschied.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging voorts aangevoerd dat andere personen niet kunnen worden uitgesloten als pleger van het tenlastegelegde feit. Naar het oordeel van het hof biedt het dossier evenwel geen aanknopingspunten voor de stelling dat andere personen dan de verdachte het ten laste gelegde hebben begaan.
Voorts heeft de verdediging in aanvulling op de pleitnotities nog betoogd dat de verdachte een alibi heeft voor de pintransactie op 14 september 2007, omdat hij die dag van 14.00 uur tot 15.30 uur een overleg had met dhr. betrokkene D. Het hof acht niet aannemelijk dat dit overleg is doorgegaan, gelet op de verklaring van de getuige getuige E, inhoudende dat dit gesprek wel gepland was, maar niet tussen deze tijdstippen heeft kunnen plaatsvinden aangezien dhr. betrokkene D op deze tijdstippen andere bezigheden had.
Op grond van het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte zonder dat hij daartoe was gerechtigd pinopnames heeft verricht.
Bewezenverklaring
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.