De verdachte no-show
/De Hoge Raad oordeelde in het arrest van 9 mei 2000 dat een aanhoudingsverzoek namens een afwezige verdachte die wel van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wil maken in beginsel wordt gehonoreerd door de rechter. De Hoge Raad oordeelde ook: ‘Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering – welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn – ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn (vgl. HR 17 februari 1998, NJ 1998, 428).’ Van de verdachte wordt dus verlangd dat hij zijn advocaat laat uitleggen wat de (geldige) reden is van zijn afwezigheid. Ruim 19 jaar later ziet de Hoge Raad zich wederom geconfronteerd met klachten over de motivering van een afwijzing van een aanhoudingsverzoek.
Lees verder:
De verdachte no-show, Vaklunch