DNB: aanpak financiële criminaliteit schiet nog tekort

Financiële instellingen doen nog niet genoeg om financiële criminaliteit te bestrijden. De Nederlandsche Bank (DNB) stelt in zijn jaarverslag vast dat instellingen wettelijke eisen 'minimalistisch uitleggen en mechanisch toepassen'.

2018 was het jaar waarin een flink aantal financiële instellingen prominent in de publieke en politieke belangstelling stond omdat zij hun poortwachtersrol bij het tegengaan van financieel-economische criminaliteit onvoldoende invulden. Dit is een internationaal probleem, voorbeelden in Europa en daarbuiten getuigen daarvan. De zaken die naar buiten zijn gekomen, laten zien dat financiële instellingen betrokken zijn bij ernstige feiten: miljarden aan corruptiegelden en drugsgelden onderbrengen in het financiële systeem, internationale sanctiemaatregelen omzeilen en het faciliteren van georganiseerde misdaad. Deze zaken openbaren niet alleen de ernst van de situatie, maar ook het wereldwijde karakter van financieel-economische criminaliteit.

De afgelopen jaren heeft DNB bij herhaling geconstateerd dat financiële instellingen hun poortwachtersrol onvoldoende adequaat invullen. DNB heeft dit niet alleen publiekelijk uitgedragen, maar ook instellingen aangesproken en handhavend opgetreden met normoverdragende gesprekken, aanwijzingen, lasten onder dwangsom en boetes. Helaas moeten ze constateren dat dit weliswaar tot verbeteringen leidt, maar de gewenste situatie is nog niet bereikt.

In de toezichtpraktijk blijkt dat er bij individuele instellingen nog steeds sprake is van soms ernstige tekortkomingen: de wettelijke vereisten worden niet goed nageleefd. Dit heeft tot gevolg dat criminele geldstromen het financiële stelsel binnen kunnen komen, waardoor criminelen gebruik kunnen maken van hun misdaadgelden. DNB dwingt bij deze instellingen, al dan niet door formele handhaving, af dat zij omvangrijke herstelmaatregelen doorvoeren. Daarnaast constateert DNB in haar onderzoeken dat financiële instellingen de wettelijke vereisten minimalistisch uitleggen en mechanisch toepassen. Daardoor dragen zij onvoldoende bij aan duurzame realisatie van een integere bedrijfsvoering en een effectieve bestrijding van financieeleconomische criminaliteit.

Voor de uitvoering van effectief beleid ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering is het noodzakelijk dat het eigenaarschap hiervan nadrukkelijk binnen Raden van Bestuur wordt gevoeld en expliciet bij bestuurders wordt belegd. De ‘conviction at the top’ is bepalend voor de mate waarin de business moeite doet om te voorkomen dat zij betrokken raakt bij financieel-economische criminaliteit. Met de recente wijziging van de Wwft in 2018 heeft de wetgever dit uitgangspunt kracht bij gezet: een van de personen die het dagelijks beleid bepalen is expliciet belast met de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft.

De schikking van EUR 775 miljoen die ING trof met het OM markeerde duidelijk het belang voor de financiële sector om te voorkomen dat zij betrokken raken bij financieeleconomische criminaliteit. Meerdere zaken, waaronder de ING-zaak, lijken tot een kentering te leiden in het bewustzijn en de houding van de sector. Waar voorheen de invulling van de poortwachtersfunctie ter discussie werd gesteld en weleens werd gekarakteriseerd als ‘onbezoldigd opsporingsambtenaar’, spreken instellingen inmiddels expliciet over het belang van hun poortwachtersfunctie en de noodzaak deze functie beter in te vullen.

Hoewel het algemene bewustzijn zich in positieve zin lijkt te ontwikkelen, bestaat het risico dat dit effect op termijn bij instellingen zal wegebben wanneer de aandacht verschuift naar andere onderwerpen. Een patroon waar DNB mee wordt geconfronteerd is dat financiële instellingen na verloop van tijd hun investeringsagenda aanpassen, waardoor bijvoorbeeld investeringen in cliëntenonderzoek en in de compliancefuncties achterblijven. Dit leidt er in de praktijk toe dat DNB na opvolging van eerdere toezichtsonderzoeken opnieuw moet afdwingen dat de integere bedrijfsvoering hersteld wordt. De inzet om betrokkenheid bij financieel-economische criminaliteit te voorkomen hoort bij de ‘licence to operate’ van financiële instellingen, en vergt tegelijkertijd (forse) investeringen.



Print Friendly and PDF ^