Vrijspraak witwassen verduisterd geld: Huwelijk, een gezamenlijkehuishouding en luxeleven met medeverdachte onvoldoende
/Rechtbank Amsterdam 7 maart 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1909
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 11 januari 2007 tot en met 7 oktober 2014, samen met medeverdachte, heeft schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van €769.889,96, althans €71.430,22 en/of een auto en/of een snorfiets.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft samen met de medeverdachte, haar echtgenoot, dure goederen aangeschaft, luxe reizen gemaakt en een auto en snorfiets gekocht. Dat verdachte dacht dat dit alles mogelijk was, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat haar echtgenoot goed verdiende, is gelet op het gebruikelijke salaris voor een administratief medewerker en de uitbetaling van eventuele vergoedingen, atypisch te noemen. Bovendien hadden verdachte en medeverdachte, in het bijzonder tussen 2010 en 2011, onverklaarbaar en buitenproportioneel meer te besteden dan in voorgaande jaren, ook ten opzichte van de jaren waarin zij meenden dat medeverdachte recht had op een extra vergoeding. Gelet op het feit dat verdachte en medeverdachte kort na het ontslag van medeverdachte de huwelijkse voorwaarden hebben aangepast en de auto en snorfiets op naam van derden hebben gezet, kan het niet anders dan dat zij hebben getracht de herkomst van de vermogensbestanddelen te verhullen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten en daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte wist niet van de illegale herkomst van het geld en kan dus ook geen opzet hebben gehad op het witwassen daarvan. Medeverdachte deed de financiën, waardoor zij geen zicht had op de exacte inkomsten en uitgaven. Daarnaast zijn er geen twijfelachtige transacties geweest van de werkgever van medeverdachte direct naar een rekening van verdachte of naar de en/of-rekening van verdachte en medeverdachte. De gezinsuitgaven en uitgaven van verdachte werden niet gefinancierd uit een ander potje of van een andere rekening dan waar medeverdachte zijn reguliere salaris op ontving. Er zijn geen contante stortingen op de rekening van verdachte gedaan. Het patroon van betalingen buiten de boeken om is aangevangen toen de hele levensstandaard en levenswijze van het gezin omhoog ging. Medeverdachte had aan verdachte verteld dat hij promotie had gemaakt en een salarisverhoging had gekregen. Verdachte had geen reden daaraan te twijfelen. Zij en medeverdachte zijn over de jaren heen in deze levensstijl gegroeid.
Oordeel van de rechtbank
Op basis van de stukken in het dossier en hetgeen ter zitting is aangevoerd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de illegale herkomst van een deel van de maandelijkse inkomsten. Daartoe is het volgende redengevend.
Vast is komen te staan dat medeverdachte gedurende een periode van ruim zeven jaar een totaalbedrag van €769.889,69 heeft verduisterd uit hoofde van zijn dienstbetrekking als teamleider administratie bij benadeelde partij door valse facturen in het betalingssysteem in te voeren en vervolgens deze facturen uit te laten betalen op zijn eigen rekening.
Dat verdachte wist van deze verduistering of dat redelijkerwijs had moeten vermoeden, blijkt niet uit het dossier. Dat verdachte en medeverdachte gehuwd waren, een gezamenlijke huishouding voerden en een luxeleven leidden, is daartoe in ieder geval niet voldoende. In dit verband is namelijk van belang dat medeverdachte jarenlang een legale inkomstenbron had en dat hij verantwoordelijk was voor de financiële administratie binnen het gezin, hetgeen gelet op zijn werk als teamleider administratie bij een vastgoedbeheerder ook geen verwondering wekt. Dat de financiële positie van medeverdachte op enig moment significant verbeterde, kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat verdachte daar nader onderzoek naar had moeten doen en dat verdachte – door dat na te laten – aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Verdachte heeft immers verklaard dat medeverdachte promotie had gekregen en dat zij gaandeweg in de luxueuze levensstijl zijn gegroeid. Het dossier biedt voor deze verklaring op zijn minst enige steun. Omdat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte enige wetenschap heeft gehad van de door medeverdachte gepleegde fraude, kan het tenlastegelegde niet worden bewezen. Verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft het gedrag van verdachte na het ontslag van medeverdachte als verhullend aangemerkt. Na zijn ontslag heeft medeverdachte verdachte inderdaad op de hoogte gebracht van het falsificeren van facturen als middel om zijn salaris op te hogen. Vanaf dat moment had verdachte dus wetenschap van de criminele herkomst van het geld. Desondanks heeft zij daarna samen met de medeverdachte hun auto en snorfiets op naam van derden gezet en hebben zij hun huwelijkse voorwaarden gewijzigd. Dit alles om beslag te voorkomen, aldus verdachte en medeverdachte. De ten laste gelegde pleegperiode omvat echter niet de periode na het ontslag van medeverdachte, zodat de gedragingen van verdachte na dit ontslag niet tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging in deze zaak kunnen leiden.
Lees hier de volledige uitspraak.