“Doorvoer” in de zin van EVOA (oud). (Opzet op) overbrenging van afvalstoffen via Nederland.

Rechtbank Rotterdam 24 oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8831

De verdachte rechtspersoon heeft een container inhoudende gebruikte ongesorteerde kleding laten overbrengen van Frankrijk naar de Verenigde Arabische Emiraten. Tijdens dit transport werd een Nederlandse haven, te weten Rotterdam, aangedaan. Dit transport werd verricht zonder voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde Nederlandse autoriteiten.

De verdachte rechtspersoon heeft hiermee in strijd gehandeld met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (EVOA oud). Deze bepalingen beogen het milieu te beschermen en internationale transporten van afvalstoffen te reguleren, teneinde ongewenste gevolgen voor het milieu te vermijden.

De officier van justitie mr. L.W. Boogert heeft gerekwireerd de bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de opzetvariant en de schuldigverklaring van de verdachte rechtspersoon zonder oplegging van straf of maatregel.

Door de raadsman van de verdachte rechtspersoon is vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte rechtspersoon nimmer opzet heeft gehad op de tenlastegelegde sluikhandel van een partij gebruikte ongesorteerde kleding.

Oordeel rechtbank

De rechtbank overweegt als volgt.

In het economisch strafrecht dient de term opzet te worden uitgelegd als 'kleurloos' opzet. Dit houdt in dat de dader van een economisch delict strafbaar is, indien hij willens en wetens (feitelijk) heeft gehandeld of nagelaten, zoals in de strafbepaling is omschreven.

Het opzet van de dader behoeft daarbij niet (mede) te zijn gericht op het overtreden van het ge- of verbod waarop die strafbepaling betrekking heeft: in casu het verbod om de in de tenlastelegging bedoelde overbrenging van afvalstoffen te verrichten zonder kennisgeving aan alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde Verordening.

Vast staat dat het opzet van de verdachte rechtspersoon was gericht op de overbrenging van een container met afvalstoffen vanuit Frankrijk naar de Verenigde Arabische Emiraten. Er is dus in zoverre in bovenbedoelde zin sprake geweest van opzet aan de zijde van de verdachte rechtspersoon. Dat niet kan worden bewezen dat het opzet van de verdachte vennootschap zich (mede) heeft uitgestrekt tot overbrenging via Nederland, behoeft niet tot een integrale vrijspraak te leiden, nu dit niet ziet op een bestanddeel van het onderliggende delict.

De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.

Bewezenverklaring

Het bewezen feit levert op overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

AVAS

Door de raadsman van de verdachte rechtspersoon is een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling, op grond waarvan de verdachte rechtspersoon dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, dat de verdachte rechtspersoon, als kennisgever, niet wist en niet behoefde te weten dat de container met afvalstoffen van Frankrijk via Nederland naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zou worden getransporteerd. In dit verband heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte rechtspersoon bij haar reder containerruimte heeft geboekt van Montoir de Bretagne (Frankrijk) naar Sjarjah (VAE), waarbij geen doorvoerhaven is geboekt.

De rechtbank overweegt als volgt.

De verdachte rechtspersoon heeft, als kennisgever, voor het onderhavige transport gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘algemene kennisgeving’ als bedoeld in artikel 28 van de Verordening (EEG) nr. 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (EVOA-oud). Dit artikel bepaalt dat gebruik kan worden gemaakt van de procedure van ‘algemene kennisgeving’, wanneer voor verwijdering of nuttige toepassing bestemde afvalstoffen met dezelfde fysische en chemische eigenschappen periodiek via dezelfde route naar dezelfde ontvanger worden overgebracht. Indien deze route wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden gevolgd, brengt de kennisgever de betrokken bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte, zo spoedig mogelijk of voordat de overbrenging begint, indien de noodzaak van routewijziging op dat moment al bekend is. Wanneer de routewijziging bekend is voordat de overbrenging begint, en inhoudt dat andere autoriteiten bevoegd zijn dan die waarvan sprake is in de algemene kennisgeving, wordt deze procedure niet gebruikt.

Het hierboven weergegeven standpunt van de raadsman strookt niet met artikel 28 van de EVOA-oud. Bij een ‘algemene kennisgeving’ is het aan de kennisgever om er voor zorg te dragen dat de overbrenging plaatsvindt op de wijze zoals aangegeven in die kennisgeving.

Het is de kennisgever die voor deze borging moet zorg dragen en het ligt op zijn weg om zodanige afspraken met de vervoerder c.q. reder te maken dat aan de ‘algemene

kennisgeving’ wordt voldaan. Als de kennisgever zulks nalaat, zoals in casu is gebeurd, kan door hem dan ook niet te zijner verontschuldiging worden aangevoerd dat zonder zijn medeweten door de vervoerder c.q. reder een andere - niet door de ‘algemene kennisgeving’ gedekte - route is genomen.

De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.

Nu er ook overigens geen feiten of omstandigheid aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluiten, is de verdachte vennootschap strafbaar.

Strafoplegging

De rechtbank bepaalt dat voor het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^