Economische zaak: wederspannigheid?
/Hoge Raad 3 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:577
Feiten
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft verdachte op 21 december 2010
voor parketnummer 01/875054-05:
- feit 1: Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
- feit 2: Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
- feit 3: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
- feit 4: Medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd
en voor parketnummer 016995641-07:
- feit 1: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 45, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
- feit 2: Zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd,
- feit 3: wederspannigheid
ten aanzien van het onder parketnummer 01/875054-05 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 en onder parketnummer 01/995641-07 feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk, tot een werkstraf voor de duur van 120 uren en tot een voorwaardelijke geldboete van € 4500, en voor feit 1 van parketnummer 01/995641-07 tot een werkstraf van 50 uren. Voorts heeft het hof de verbeurdverklaring uitgesproken van een beslag genomen voorwerpen zoals in het arrest nader omschreven.
Mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, heeft cassatie ingesteld. Mrs. G.G.J. Knoops en S.C. Post, advocaten te Amsterdam, hebben een schriftuur ingezonden houdende acht middelen van cassatie.
Vierde middel
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het in de zaak met parketnummer 01/995641-07 onder 3 tenlastegelegde feit het misdrijf van wederspannigheid oplevert.
Het middel stelt de vraag aan de orde of de opsporingsambtenaren werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening toen de verdachte zich verzette tegen haar wegvoering van de plaats der ambtsverrichtingen.
Beoordeling Hoge Raad: wederspannigheid
Ter handhaving van de orde zijn de in art. 124 Sv genoemde personen, onder wie opsporingsambtenaren, bevoegd de nodige maatregelen te treffen opdat hun ambtsverrichtingen ongestoord kunnen verlopen. Tot die maatregelen behoort - binnen de door de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit getrokken grenzen - dat degene die bij de ambtsverrichtingen de orde verstoort of anderszins op enigerlei wijze hinderlijk is en, zo nodig na te zijn gewaarschuwd, weigert gevolg te geven aan een bevel te vertrekken, kan worden verwijderd en tot de afloop van de ambtsverrichtingen in verzekering kan worden gesteld. Alsdan kan het op het treffen van de nodige maatregelen gerichte optreden van een opsporingsambtenaar worden aangemerkt als te zijn verricht in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Dat brengt mee dat verzet tegen zodanig optreden kan worden aangemerkt als wederspannigheid in de zin van art. 180 Sr.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte - ondanks waarschuwingen - tijdens de ambtsverrichtingen de opsporingsambtenaren heeft uitgescholden, hen voor de voeten is gaan lopen en bij de controle van een hondenhok de stekker van de verlichting uit het stopcontact heeft getrokken. Het oordeel van het Hof dat door deze gedragingen van de verdachte de orde werd verstoord dan wel dat zij anderszins hinderlijk waren - een en ander in de zin van art. 124 Sv - getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Gelet hierop getuigt het oordeel van het Hof dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen van de verdachte wederspannigheid in de zin van art. 180 Sr opleveren, evenmin van een onjuiste rechtsopvatting.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.