Eenvoudig witwassen van geldbedragen verband houdende met factuurfraude d.m.v. Binance-account: ‘toebehoren aan’ criterium valt in nadeel van verdachte uit, nu hij geen openheid heeft gegeven

Rechtbank Limburg 22 december 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:7509

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

  • Feit 1: al dan niet samen met anderen, geldbedragen van 30.662,93 euro heeft witgewassen, subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan witwassen.

Oordeel politierechter

Bevindingen account

Aangever heeft op 18 juni 2021 en 31 mei 2021 twee facturen betaald (2x €342,07). De facturen leken afkomstig van de energieleverancier van de aangever. De bedragen zijn na de overboeking echter terechtgekomen op het Binance-account van de verdachte. Uit het voorgaande trekt de politierechter de conclusie dat de facturen die de aangever ontvangen heeft, vals waren. Verder blijkt dat het voornoemde account van de verdachte actief gebruikt werd. In totaal werd daarop een bedrag van €29.349 gestort, welk bedrag uiteindelijk is overgeboekt naar twee andere accounts en vervolgens naar een derde account. Verbalisant kon niet achterhalen aan wie de laatstgenoemde accounts toebehoorden. Op het account van de verdachte werd nog een bedrag aangetroffen van €1313,93. Alle voornoemde bedragen samen vertegenwoordigen het bedrag zoals tenlastegelegd (€30.662,93).

Rol verdachte

De vraag die vervolgens rijst is of de verdachte verantwoordelijk is voor voornoemd verkeer op zijn account. De verdachte heeft in dit verband -kort gezegd- verklaard dat zijn account is gehackt en dat hij de voornoemde gelden nooit op zijn account heeft waargenomen. De politierechter gelooft deze verklaring van de verdachte niet, en wel om het navolgende.

De verdachte heeft tijdens het verhoor van 17 augustus 2021 verklaard dat hij het account voor het laatst ongeveer een halfjaar geleden had gebruikt en toen ook het account had verwijderd. Dit kan echter niet kloppen gelet op het feit dat er meerdere logins zijn geconstateerd in die periode (een half jaar voor het verhoor van 17 augustus 2021) en wel vanaf het thuis IP-adres van de verdachte. Voornoemde vaststellingen wijzen erop dat het de verdachte was die zijn account gebruikte en niet iemand anders. Het procesdossier biedt ook geen enkele aanwijzing dat zijn account zou zijn gehackt. Dat door verbalisant veel logs vanuit IP-adressen met als locatie Madrid zijn geconstateerd, vormt evenmin een dergelijke aanwijzing. Immers, het is een feit van algemene bekendheid dat door bijvoorbeeld gebruik te maken van een VPN-verbinding (virtueel particulier netwerk) de gebruikers daarvan worden beschermd doordat hun gegevens worden versleuteld en hun IP-adressen gemaskeerd. Met andere woorden, met een VPN-verbinding kan een gebruiker zijn locatie naar bijna elk gewenst ander land veranderen. Dus ook Madrid in Spanje, terwijl die gebruiker zich feitelijk in Nederland bevindt.

De verdediging heeft tijdens de terechtzitting nog betoogd dat de officier van justitie het ‘hackscenario’ niet afdoende zou hebben onderzocht. Tijdens de terechtzitting heeft de officier van justitie echter aangegeven dat zij alle mogelijke gegevens van het Binance-account van de verdachte heeft laten opvragen en analyseren, dat daaruit geen enkele aanwijzing voor het ‘hackscenario’ is gevonden en dat zij aldus alles gedaan heeft om het scenario van de verdachte te onderzoeken. De politierechter volgt de officier van justitie in haar betoog. Onduidelijk is wat het Openbaar Ministerie nog meer had moeten doen dan dit.

Ten slotte zij nog opgemerkt dat het een alleszins logische stap is om bij vermoeden van hacken de inloggegevens te veranderen. Dat heeft de verdachte nooit gedaan en dat is opvallend. Naar het oordeel van de politierechter is dit ook een aanwijzing dat het toch echt de verdachte was die aan de touwtjes trok.

Het voorgaande betekent, naar het oordeel van de politierechter, dat de verdachte verantwoordelijk is voor alle gebeurtenissen op zijn account.

Misdrijf?

Wat is dan de aard van die gebeurtenissen op het account van de verdachte? De politierechter is van oordeel dat het op het account van de verdachte geconstateerde bedrag van €30.662,93 een criminele oorsprong heeft. Daarvoor is er een aantal aanwijzingen. Zo werden 287 geplande stortingen geconstateerd voor een bedrag van €324,07. Een bedrag gelijk aan de bedragen die de aangever heeft overgemaakt. Bovendien werd door verbalisant de conclusie getrokken dat de meeste (pogingen tot) stortingen zijn gedaan middels IDEAL, vermoedelijk via een betaallink, waarbij het aannemelijk is dat er een soort betaalverzoek naar diverse personen is uitgegaan. Hier komt bij dat de verdachte bij de politie op 17 augustus 2021 heeft verklaard dat hij tot voor kort studiefinanciering had en op het moment van het verhoor loon had ter hoogte van €1085,93 netto per maand en dat hij een bankrekeningnummer had. Dus, een verdachte met inkomsten die de bedragen op zijn account niet kunnen verklaren, welke inkomsten hij, zo begrijpt de rechter zijn verklaring bij de politie, op zijn bankrekening ontving en nergens anders.

De politierechter is aldus van oordeel dat het tenlastegelegde bedrag van €30.662,93 van een strafbaar feit afkomstig is. Nu er geen aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van anderen en de verdachte als enige verantwoordelijk is voor de gebeurtenissen op zijn account, is er sprake van een misdrijf, door de verdachte zelf gepleegd.

Conclusie

De politierechter acht het primair tenlastegelegde bewezen, met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De politierechter constateert dat in casu de tenlastelegging is toegespitst op het delict uit artikel 420bis Sr, terwijl ter terechtzitting duidelijk is geworden dat het in de tenlastelegging omschreven voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf. In een dergelijk geval dient de vraag zich aan of dan kan worden gekwalificeerd naar het delict uit artikel 420bis.1 Sr. De politierechter beantwoordt deze vraag bevestigend en verwijst daarvoor naar een aantal uitspraken die aanleiding geven te veronderstellen dat het kwalificeren als ‘eenvoudig witwassen’ in het voornoemde geval op de goedkeuring van de Hoge Raad kan rekenen (vgl. ECLI:NL:HR:2016:284 en ECLI:NL:HR:2021:321).

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op: eenvoudig witwassen

Verbeurdverklaring

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om het bedrag van €30.662,93 verbeurd te verklaren. Eerst een aantal uitgangspunten waarop de politierechter zich zal baseren bij de totstandkoming van zijn oordeel. Vooropgesteld zij dat verbeurdverklaring een vermogensstraf is. Dat betekent dat bij oplegging beoogd wordt de veroordeelde in zijn vermogen te treffen. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 17 mei 2016 (ECLI:NL:HR:2016:874) volgt immers dat ook door verbeurdverklaring van voorwerpen die kunnen worden aangemerkt als opbrengst van een strafbaar feit, kan worden bereikt dat aan een veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. De politierechter heeft ook gelet op het bepaalde in artikel 34 Sr, waarin wordt bepaald dat ook niet inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd kunnen worden verklaard. Wel dient er daarbij voldaan te zijn aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 33a Sr. Zo zijn voor verbeurdverklaring bijvoorbeeld enkel vatbaar voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan. Ook is daarbij het vereiste van ‘toebehoren aan’ van belang. Immers, omdat de verbeurdverklaring ertoe strekt de veroordeelde in zijn vermogen te treffen, ligt het in de rede dat uitgangspunt is dat alleen aan de veroordeelde toebehorende voorwerpen kunnen worden verbeurdverklaard. Bij de verbeurdverklaring moet dan ook uitdrukkelijk worden vastgesteld of het verbeurdverklaarde voorwerp toebehoorde aan de verdachte zelf of aan een ander.

Welnu, in casu is slechts een bedrag van €1313,92 aangetroffen op het account van de verdachte. De rest van het bedrag (€29.349,01) is overgemaakt naar andere accounts waarbij het onduidelijk is gebleven aan wie die accounts toebehoorden. De politierechter stelt vast dat het bedrag van €30.662,93 -dat op het account van de verdachte werd waargenomen, en uiteindelijk ook deels werd aangetroffen- (een) voorwerp(en) betreft met betrekking tot welke het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit is begaan. Verder heeft te gelden, zoals uit het hiervoor weergegeven oordeel van de politierechter al is gebleken, dat de verdachte als enige verantwoordelijk was voor het verkeer op zijn account. Hij was dan ook degene die voornoemd geldbedrag uiteindelijk heeft verplaatst naar andere accounts. Nu de verdachte klaarblijkelijk het achterste van zijn tong niet heeft laten zien, en de politierechter van oordeel is dat hij de enige dader is, kan het niet zo zijn dat door het verplaatsen van voornoemd bedrag de verdachte het ‘toebehoren aan’ vereiste in zijn voordeel zou kunnen laten uitvallen. Immers, nu het geld zich niet meer op het account van de verdachte bevindt, zou niet kunnen worden vastgesteld dat het bedrag nog aan hem toebehoort. Daarmee zou de verdachte worden beloond voor zijn foute gedrag, waarbij hij aldus geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hoewel de politierechter uitspraken is tegengekomen waarin voornoemd vereiste eng werd uitgelegd (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2016:12351), zal de politierechter dit vereiste ten nadele van de verdachte interpreteren. Met andere woorden, de verdachte had dan maar eerlijk moeten zijn en moeten aangeven wat hij met dat bedrag heeft gedaan. Nu hij dat niet is, zal de politierechter ervan uitgaan dat het bedrag dat van zijn account is vertrokken, nog steeds aan hem toebehoort.

De politierechter benadrukt, indachtig het voorgaande, dat de verbeurdverklaring feitelijk wordt uitgesproken om wederrechtelijk voordeel dat de verdachte heeft genoten te ontnemen. Dat is ook, zo is gebleken tijdens de terechtzitting, de bedoeling van de officier van justitie geweest. Er ligt immers een ontnemingsvordering voor slechts een bedrag van €1313,92. Voor het resterende bedrag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd.

De verdachte zal, gelet op het voorgaande, het bedrag van €30.662,93 moeten betalen, waarbij ingeval van geen (of niet gehele) voldoening vervangende hechtenis zal worden toegepast, met dien verstande dat hiervan zal worden afgetrokken het te ontnemen bedrag van €1313,92.

De politierechter heeft rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Bewezenverklaring

  • Eenvoudig witwassen

Strafoplegging

  • Taakstraf van 60 uren

  • Voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 3 jaar

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^