EHRM: ne bis in idem alleen toepasselijk in strafrechtelijke procedures
/EHRM 1 oktober 2020, application no. 37697/13 (Prina v. Romania)
Het EHRM heeft recent een bijzondere beslissing gewezen over ne bis in idem (art. 4 Prot. 7 EVRM).
Klager, Prina, was hoofd van de technische afdeling van stad Slatina (Roemenië) en onder meer verantwoordelijk voor het beheer en de coördinatie van investeringen, civieltechnische projecten, aanbestedingen en overheidsopdrachten.
In verband met onregelmatigheden “several finance-related breaches” bij het toekennen van contracten is aan hem een (administratieve) boete opgelegd van EUR 850,- door de Court of Auditors. Een jaar later is hij door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens machtsmisbruik bij het toekennen van dezelfde contracten. Zijn beroep op ne bis in idem beginsel wordt door Roemeense rechter verworpen. Klager stapt daarop naar Straatsburg.
Het EHRM volgt echter het standpunt van de Roemeense regering, dat de boete van de Court of Auditors, geen "criminal"-karakter had zodat reeds om die reden geen sprake is van ne bis in idem.
With regard to the legal classification, the Court noted that domestic law did not classify the offences for which the applicant had been fined as “criminal”. In addition, it observed that the Court of Auditors had found that the acts committed had not been sufficiently serious to constitute a criminal offence and had not referred them to the prosecuting authorities. Concerning the very nature of the provision of domestic law forming the legal basis for the applicant’s fine, the Court found that the sanction imposed by the Court of Auditors was more akin to the exercise of disciplinary powers in respect of civil servants than to the imposition of penalties that were generally applicable to all citizens for committing criminal offences.
As to the degree of severity of the penalty, the Court pointed out that this was determined by reference to the maximum penalty provided for by the applicable legal provision. The maximum fine provided for by domestic law was RON 7,500 (approximately EUR 2,100). The applicant had been fined RON 3,000 (approximately EUR 850), the minimum amount that could be imposed.
In view of the above considerations, and bearing in mind that the fine in question could not have been replaced by a custodial sentence in the event of non-payment or given rise to an entry in the criminal record, the Court concluded that the fine imposed on the applicant had not been a “criminal” penalty within the meaning of its case-law.
De boete had, aldus het EHRM, meer het karakter van een disciplinaire sanctie voor ambtenaren en leidde niet tot een strafblad. Bovendien kon bij niet betaling geen vervangende hechtenis volgen.
Het EHRM heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Lees hier het persbericht.