EHRM uitspraak benadrukt belang beschermen vrijheid van meningsuiting in arbeidscontext
/EHRM 8 oktober 2024, application no. 41675/12 (Aghajanyan)
Deze zaak ziet op een senior onderzoeker van de Nairit-fabriek, een chemische fabriek, in Armenië die werd ontslagen vanwege het openbaar maken van gevoelige informatie over zijn werkgever in een interview met een journalist.
Hij gaf in een interview kritiek op de fabrieksleiding en uitte zorgen over milieukwesties met betrekking tot chemisch afval. Na publicatie van het interview werd hij zonder voorafgaande kennisgeving ontslagen vanwege schending van vertrouwelijkheid en het schaden van de reputatie van de fabriek.
Aghajanyan beriep zich op artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat de vrijheid van meningsuiting waarborgt. De zaak draaide om de vraag of het ontslag van de aanvrager een schending vormde van zijn recht op vrijheid van meningsuiting.
Nationale gerechten
De nationale rechtbanken oordeelden in het voordeel van de fabriek en bevestigden dat de openbaarmakingen een schending van vertrouwelijkheid vormden, waarmee het ontslag werd gerechtvaardigd.
De aanvrager bracht de zaak voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarbij hij betoogde dat er sprake was van schending van het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag.
Oordeel EHRM
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat er sprake is van schending van artikel 10 van het EVRM. Het Hof merkt op dat de nationale rechtbanken niet adequaat hebben beoordeeld of het ontslag voldeed aan de wettelijke normen, met name met betrekking tot de rechtvaardiging voor het schenden van vertrouwelijkheid.
Ook benadrukt het Hof dat de nationale rechtbanken de belangen van de aanvrager om bezorgdheid te uiten over volksgezondheid en milieukwesties niet op juiste wijze in balans hadden gebracht met zijn contractuele verplichtingen.
De beslissing van het Hof benadrukt het belang van het beschermen van de vrijheid van meningsuiting in arbeidscontexten en biedt richtlijnen voor het in balans brengen van dit recht met andere legitieme belangen.
De aanvrager werd een vergoeding toegekend voor immateriële schade en kosten en onkosten.
Implicaties
De zaak werpt belangrijke vragen op over de bescherming van werknemers die informatie van openbaar belang bekendmaken, zelfs wanneer dit door hun werkgever als vertrouwelijk wordt beschouwd. Het Hof benadrukt ook het belang van het overwegen van het algemeen belang bij het beoordelen van onthullingen door werknemers, met name op het gebied van milieukwesties en veiligheid op de werkplek.
De beslissing van het Hof is een belangrijke toevoeging aan de jurisprudentie van het Hof om verschillende redenen. Hoewel de zaak niet expliciet als een klokkenluiderszaak is geformuleerd, raakt de zaak aan de bescherming van werknemers die informatie van openbaar belang bekendmaken, zelfs wanneer dit door hun werkgever als vertrouwelijk kan worden beschouwd. Het Hof benadrukte ook het belang van het overwegen van het algemeen belang bij het beoordelen van onthullingen door werknemers, met name op het gebied van milieukwesties en veiligheid op de werkplek.
Al met al versterkt de beslissing de bescherming van de vrijheid van meningsuiting in arbeidscontexten en biedt het richtlijnen voor het in balans brengen van dit recht met andere legitieme belangen. Het benadrukt ook de verantwoordelijkheid van de nationale rechtbanken om de principes van het EVRM adequaat toe te passen bij het beoordelen van zaken met betrekking tot vrijheid van meningsuiting in arbeidscontexten.
Lees hier de volledige uitspraak.