EHRM wijst klacht "luxleaker" af

EHRM 11 mei 2021, app. no. 21884/18 (Halet v. Luxembourg)

Luxleaker Halet heeft terecht 1.000 euro boete opgelegd gekregen voor schending van geheimhouding en diefstal van zijn werkgever PwC, zo oordeelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Halet is een voormalig werknemer van PricewaterhouseCoopers (PwC) in Luxemburg. Enkele jaren geleden heeft hij documenten geopenbaard die zien op rulings gesloten door PwC t.b.v. allerlei Amerikaanse bedrijven, waaronder Apple, Amazon en Ikea.

Halet deed dit samen met een collega bij Pwc, Deltour. Zij deelden de betreffende documenten met onderzoeksjournalist Edouard Perrin. Tijdens het ‘LuxLeaks’ onderzoek, in 2014, bestudeerden verslaggevers over de hele wereld, verenigd in het International Consortium of Investigative Journalists, de documenten. De journalisten schreven over hoe meer dan 300 internationale bedrijven hun belastingaanslagen verlaagden door deals (rulings) te sluiten met de Luxemburgse regering.

Halet werd veroordeeld voor diefstal en het overtreden van de Luxemburgse geheimhoudingswetten. Hij klaagde bij het EHRM met het argument dat de hem opgelegde boete van 1.000 euro zijn recht op vrijheid van meningsuiting zou schenden. Volgens hem zou dit een ‘chilling effect’ hebben, niet alleen op hemzelf maar ook op anderen die overwegen om de klok ergens over te luiden.

Rechtspraak EHRM

Het is vaste rechtspraak van het EHRM dat klokkenluiders niet mogen worden ontslagen of op andere wijze worden benadeeld tijdens een onderzoek naar een misstand.

In Heinisch v. Duitsland oordeelde het hof al dat werknemers het recht hebben om misstanden door hun werkgever te melden en dat de rechter dan een evenwicht moet vinden tussen de bescherming van de reputatie van het bedrijf en het recht op vrijheid van meningsuiting van de werknemer. De klokkenluider moet daarbij wel te goeder trouw zijn en zorgvuldig hebben gehandeld. Belangrijk uitgangspunt is dat de klokkenluider in principe altijd eerst een interne melding moet doen.

Heinisch v. Duitsland:

"69. The motive behind the actions of the reporting employee is another determinant factor in deciding whether a particular disclosure should be protected or not. For instance, an act motivated by a personal grievance or personal antagonism or the expectation of personal advantage, including pecuniary gain, would not justify a particularly strong level of protection. It is important to establish that, in making the disclosure, the individual acted in good faith and in the belief that the information was true, that it was in the public interest to disclose it and that no other, more discreet means of remedying the wrongdoing was available to him or her.”

Toepassing in huidige zaak

Het EHRM heeft nu in de zaak van Halet geoordeeld dat de Luxemburgse rechter een redelijk evenwicht heeft gevonden tussen enerzijds de belangen van PwC en anderzijds het recht op vrijheid van meningsuiting van Halet. De boete van 1.000 euro is een relatief milde straf. De vrijheid van meningsuiting van Halet of andere werknemers wordt hier niet ernstig door beperkt. De schade voor PwC die het gevolg is van openbaarmaking van documenten die onder het beroepsgeheim vallen weegt zwaarder dan het algemeen belang bij openbaarmaking.

Het EHRM geeft veel gewicht aan de aantasting van de reputatie van PwC en het verlies van vertrouwen van klanten van PwC in de interne veiligheidsvoorzieningen van het bedrijf. Daarnaast werd geoordeeld dat de onthullingen van Halet niet erg nieuw waren: Halet onthulde wat iedereen eigenlijk al wist. Het EHRM wijst het beroep van Halet daarom af. Een boete van 1.000 euro wordt gezien als een relatief milde straf die geen ‘chilling effect’ zal hebben op anderen die hun mening willen uiten. Volgens het EHRM maakt deze boete juist aan potentiële klokkenluiders duidelijk dat ze goed moeten nadenken of het naar buiten brengen van informatie wel legitiem is.

Lees hier de volledige uitspraak (alleen in het Frans). Lees hier het persbericht.

Print Friendly and PDF ^