Feitelijk leidinggeven aan belastingfraude: Geen gevangenisstraf omdat feiten financieel van aard zijn en benadelingsbedrag niet wordt teruggevorderd door de fiscus

Rechtbank Amsterdam 20 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1192

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door valse facturen op te laten maken en in de administratie van naam bedrijf BV op te nemen. De valse facturen heeft verdachte in rekening gebracht bij de vennootschap en niet opgegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 en 2009. Hierdoor heeft hij onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend, waardoor hij ten onrechte te weinig inkomstenbelasting heeft betaald. Ook heeft hij zich als feitelijk leidinggever gedurende deze jaren meermalen schuldig gemaakt aan belastingfraude, doordat de door hem ingediende valse facturen ten grondslag lagen aan de door naam bedrijf B.V. ingediende aangiften omzet- en vennootschapsbelasting waardoor die aangiften onjuist zijn ingediend.

Verdenking

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

  • het samen met anderen feitelijk leidinggeven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting over november 2008 tot en met september 2009 door naam bedrijf B.V. (hierna: naam bedrijf B.V. ). Als feitelijk leidinggeven niet kan worden bewezen wordt verdachte beschuldigd van het samen met anderen doen van onjuiste aangiften omzetbelasting over dezelfde periode.

  • het samen met anderen feitelijk leidinggeven aan het doen van onjuiste aangiften vennootschapsbelasting over 2008 en 2009 door naam bedrijf B.V. Als feitelijk leidinggeven niet kan worden bewezen wordt verdachte beschuldigd van het samen met anderen doen van onjuiste aangiften vennootschapsbelasting over dezelfde jaren.

  • het samen met anderen doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting over 2008 en 2009.

  • het samen met anderen plegen van valsheid in geschrifte door valse facturen op te laten maken.

Achtergrond

Op 6 december 2013 werd bij het Functioneel Parket een aangifte ontvangen van onder meer belastingfraude en valsheid in geschrift. De aangifte richt zich tegen verdachte en medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2 (hierna onderscheidenlijk: verdachte, medeverdachte 1 en medeverdachte 2 en gezamenlijk: verdachten) en hun gedragingen als bestuurders van naam bedrijf B.V. In de aangifte werd verdachten onder meer verweten dat zij een afspraak hadden om ieder voor €50.000,- aan privéuitgaven te laten factureren aan naam bedrijf B.V. Verdachten hebben in hun verhoren verklaard in 2008 en 2009 (middellijk) bestuurder van naam bedrijf B.V. te zijn geweest. Eind 2009 is medeverdachte 1 uitgekocht. Verdachten erkennen alle drie dat zij de afspraak om de privéuitgaven via naam bedrijf B.V. te laten betalen hebben gemaakt en hebben uitgevoerd.

Opmaken valse facturen (feit 4)

De rechtbank vindt bewezen dat verdachten alle drie valse facturen hebben laten opmaken en daarin hebben samengewerkt met de aannemers.

Verdachte heeft bijgehouden welke facturen verdachten hebben ingediend. In dit overzicht komen bij verdachte de onder 4 ten lastegelegde facturen voor, alle gericht aan naam bedrijf B.V., te weten:

- de factuur van 11 december 2008 van naam bedrijf 1;

- de factuur van 5 februari 2009 van naam bedrijf 1;

- de factuur van 23 februari 2009 van naam bedrijf 2;

- de factuur van 1 maart 2009 van naam bedrijf 1;

- de factuur van 22 augustus 2009 van naam bedrijf 3.

Verdachte heeft verklaard dat deze facturen privéuitgaven betreffen en de aannemers ze op zijn verzoek aan naam bedrijf B.V. hebben gericht met aangepaste factuuromschrijving. Verdachte heeft op zitting erkend dat hij de valse facturen heeft laten opmaken zoals op de tenlastelegging genoemd. Door hierover met de aannemers afspraken te maken heeft verdachte (nauw en bewust) met hen samengewerkt bij het vervalsen van de facturen. De rechtbank zal verdachte veroordelen voor het medeplegen van het vals (laten) opmaken van facturen (feit 4).

Onjuiste aangiften omzet- en vennootschapsbelasting (feiten 1 en 2)

De rechtbank vindt bewezen dat namens naam bedrijf B.V. onjuiste aangiften omzet- en vennootschapsbelasting zijn gedaan en dat verdachten daaraan (gezamenlijk) feitelijk leiding hebben gegeven.

Uit de boekingsoverzichten uit het boekhoudprogramma Exact van naam bedrijf B.V. blijkt dat de valse facturen door verdachten bij naam bedrijf B.V. zijn ingediend in de periode november 2008 tot en met augustus 2009. Daarom richt het strafrechtelijke onderzoek zich voor de omzetbelasting op de maandaangiften november 2008 tot en met juni 2009 en de kwartaalaangifte over het derde kwartaal van 2009 en voor de vennootschapsbelasting op de aangiften over 2008 en 2009.

De FIOD heeft de door naam bedrijf B.V. ingediende aangiften omzetbelasting vergeleken met de administratie van naam bedrijf B.V. Uit de administratie van naam bedrijf B.V. is gebleken dat de facturen van de privéuitgaven van verdachten gericht zijn aan naam bedrijf B.V. en daar als gewone inkoopfacturen zijn verwerkt. De omzetbelasting op de valse facturen is als voorheffing omzetbelasting in mindering gebracht op de aangiften omzetbelasting over de periode november 2008 tot en met juni 2009 en de kwartaalaangifte over het derde kwartaal van 2009. De aangiften omzetbelasting over de tenlastegelegde periode zijn dan ook onjuist ingediend.

Ook de door naam bedrijf B.V. ingediende aangiften vennootschapsbelasting zijn vergeleken met de administratie van naam bedrijf B.V. De aangifte vennootschapsbelasting over 2008 is ingediend op 29 december 2009. De aangifte vennootschapsbelasting over 2009 is ingediend op 31 januari 2011. Doordat naam bedrijf B.V. facturen heeft betaald voor niet door haar geleverde diensten en zonder enig zakelijk motief, zijn in 2008 en 2009 ten onrechte kosten ten laste van het resultaat van naam bedrijf B.V. gebracht. Daardoor heeft de vennootschap een te laag bedrag aan winst voor de berekening van de vennootschapsbelasting aangegeven.

(Medeplegen) feitelijk leidinggeven

De aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting zijn ingediend namens naam bedrijf B.V. De verplichting om correcte aangiften omzet- en vennootschapsbelasting te doen is ook een verplichting van de belastingplichtige en dus van naam bedrijf B.V. De handelingen waardoor niet aan deze verplichtingen is voldaan vallen binnen de normale bedrijfsvoering van naam bedrijf B.V., zijn naam bedrijf B.V. dienstig geweest en naam bedrijf B.V. mocht erover beschikken of deze gedragingen al dan niet plaatsvonden.

De vraag is vervolgens of verdachte aan het onjuist doen van belastingaangifte omzet- en vennootschapsbelasting, samen met anderen, feitelijk leiding heeft gegeven. De rechtbank vindt dat verdachten alle drie als feitelijk leidinggevenden aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften vennootschaps- en omzetbelasting kunnen worden aangemerkt. Zij hebben de afspraak waar de onjuiste aangiften uit voortvloeien samen gemaakt. De rechtbank vindt daarom dat bij het feitelijk leidinggeven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting (feit 1) sprake is van medeplegen. Bij feit 2 is geen medeplegen van het feitelijk leidinggeven ten laste gelegd.

Verdachten waren als bestuurders van naam bedrijf B.V. verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen de onderneming. Weliswaar hadden zij in de functie van bestuurder ieder hun eigen rol, maar dat ontslaat hen niet van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een juiste administratie en daarop gebaseerde belastingaangiften. In dit geval hebben verdachten zoals hiervoor overwogen met zijn drieën een afspraak gemaakt om doelbewust valse facturen te laten maken en als echt en onvervalst op te nemen in de administratie van naam bedrijf B.V. Dit met als enig doel dat niet verdachten in privé, maar naam bedrijf B.V. de facturen voor hun privéuitgaven zou voldoen. Door die valse facturen op te laten maken en aan naam bedrijf B.V. te richten, hebben verdachten actief bijgedragen aan de totstandkoming van onjuiste aangiften omzet- en vennootschapsbelasting. Geen van de verdachten heeft geprobeerd de onjuiste aangiften te voorkomen, terwijl zij dat alle drie als bestuurders wel hadden kunnen en ook hadden moeten doen. Verdachte had moeten weten dat het indienen van de valse facturen in de administratie van naam bedrijf B.V. fiscale gevolgen zou hebben. Hierdoor heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat onjuiste aangiften zouden worden gedaan voor naam bedrijf B.V. Verdachte heeft dus op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het doen van onjuiste aangiften door naam bedrijf B.V.

Uit het dossier blijkt niet dat naam bedrijf B.V. samen met een of meer anderen de aangiften heeft ingediend. Het medeplegen van naam bedrijf B.V. wordt dan ook niet bewezen.

Onjuiste aangiften inkomstenbelasting (feit 3)

Omdat de valse facturen door verdachten bij naam bedrijf B.V. zoals gezegd zijn ingediend in de periode november 2008 tot en met augustus 2009 richtte het strafrechtelijk onderzoek zich voor wat betreft de aangiften inkomstenbelasting op 2008 en 2009.

Uit de gegevens van de Belastingdienst is gebleken dat de aangifte inkomstenbelasting over 2008 op naam van verdachte op 22 december 2009 digitaal is binnengekomen en de aangifte inkomstenbelasting over 2009 digitaal is binnengekomen op 23 december 2010. In deze aangiften zijn de bedragen van de door naam bedrijf B.V. betaalde rekeningen, inclusief omzetbelasting, niet opgegeven.

Op zitting heeft verdachte verklaard dat zijn boekhouder zijn aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend, maar dat hij niet aan zijn boekhouder heeft verteld dat hij ongeveer €50.000 in rekening heeft gebracht bij naam bedrijf B.V. Verdachte was zelf verantwoordelijk voor het juist (doen) opgeven van zijn inkomsten. Dat zijn boekhouder de aangifte feitelijk heeft verricht, ontslaat hem niet van deze verantwoordelijkheid.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 primair: medeplegen van feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

  • Feit 2 primair: feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd

  • Feit 3: het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

  • Feit 4: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Taakstraf van 60 uur

  • Geldboete van €5.000

De rechtbank kijkt bij de straftoemeting naar de oriëntatiepunten fraude die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. De rechtbank hanteert bij verdachte een benadelingsbedrag van €80.425,29, conform de berekening van de FIOD. Dit bedrag bestaat uit te weinig betaalde belastingen van €28.173,97 omzetbelasting, €37.812,43 vennootschapsbelasting en €14.438,89 inkomstenbelasting. Genoemde oriëntatiepunten geven bij een benadelingsbedrag tussen de €70.000 en €125.000 als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden of een in verhouding vergelijkbare taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Een gevangenisstraf vindt de rechtbank niet passend. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om een geldboete op te leggen omdat de bewezenverklaarde feiten financieel van aard zijn en het benadelingsbedrag niet wordt teruggevorderd door de fiscus. De rechtbank bepaalt de hoogte van de geldboete op €5.000. De rechtbank zal bij de geldboete wel vervangende hechtenis opleggen omdat artikel 24c van het Wetboek van Strafrecht dit vereist. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank naast de geldboete een taakstraf van 60 uur opleggen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^