Feitelijke leiding geven aan BTW-fraude, verduistering, beschikbaar stellen van valse bescheiden aan de Belastingdienst en oplichting van financieringsinstelling

Rechtbank Rotterdam 6 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2233

Het bedrijf van de verdachte was algemeen fiscaal vertegenwoordiger van een buitenlands bedrijf. De verdachte heeft uit dien hoofde gedurende ruim twee jaar onjuiste aangiften omzetbelasting voor dat buitenlandse bedrijf bij de Belastingdienst ingediend. Hij heeft een te laag bedrag aan omzet in die aangiften opgegeven en dus ook een te laag bedrag aan af te dragen omzetbelasting opgegeven. Hierdoor is de fiscus voor een bedrag van EUR 4.700.000 benadeeld, welk bedrag de verdachte zich heeft toegeëigend.

Om te voorkomen dat dit zou worden ontdekt, heeft hij onderliggende stukken vervalst en die vervalste stukken aan de Belastingdienst verstrekt. Ook heeft hij op basis van valse stukken een krediet verstrekt gekregen bij een financieringsinstelling. De rechtbank legt de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van drie jaar.

Achtergrond

De verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever van naam bedrijf 1 gedurende twee jaren schuldig gemaakt aan omvangrijke BTW-fraude. Zijn bedrijf naam bedrijf 1 was in die periode algemeen fiscaal vertegenwoordiger van een bedrijf uit Hong Kong. Uit dien hoofde diende naam bedrijf 1 (in de persoon van de verdachte) in Nederland de aangiften omzetbelasting namens dat buitenlandse bedrijf in en betaalde naam bedrijf 1 de van dat buitenlandse bedrijf ontvangen omzetbelasting aan de Belastingdienst. De verdachte heeft op de belastingaangiften een te laag bedrag aan omzet en omzetbelasting vermeld. Hij heeft een bedrag van ongeveer €4.700.000, aan omzetbelasting dat hij van het buitenlandse bedrijf had ontvangen, niet aangegeven bij en dus ook niet afgedragen aan de Belastingdienst, maar in eigen zak gestoken. Om te voorkomen dat deze fraude en verduistering ontdekt zouden worden, heeft de verdachte diverse onderliggende stukken vervalst. Hij heeft onder meer factuurbedragen en in rekening gebrachte omzetbelasting op verkoopfacturen van het buitenlandse bedrijf gewijzigd en bankrekeningafschriften van naam bedrijf 1 aangepast om de onjuiste belastingaangiften ‘kloppend’ te maken. De vervalste bescheiden heeft hij aan de controlerende ambtenaren van de Belastingdienst verstrekt.

De verdachte heeft een deel van het fraudebedrag in zijn noodlijdende bedrijven gestoken en betaald aan crediteuren. Hij wilde koste wat kost een faillissement voorkomen, maar heeft daarin volstrekt verkeerde keuzes gemaakt. Ook heeft verdachte aanzienlijke bedragen gebruikt voor privé-uitgaven, zoals een auto van ongeveer €100.000, de verbouwing van zijn huis voor ongeveer €100.000 en de aflossing van zijn hypotheek voor een bedrag van €380.000.

Door het doen van onjuiste aangiften, is te weinig belasting geheven waardoor de Belastingdienst voor substantiële geldbedragen benadeeld is. Een goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt met de juistheid en volledigheid van de ingediende aangiften. In het geval hier niet van uit kan worden gegaan, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting volledig ondergraven. Dit doet afbreuk aan de belastingmoraal en brengt de overheid en daarmee de gehele samenleving nadeel toe. De strafbaarstelling van belastingfraude beschermt overigens niet alleen de gemeenschapsbelangen, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Belastingfraude kan leiden tot verdere verzwaring van de belastingdruk voor alle belastingplichtigen. Daarnaast heeft de verdachte door zijn handelen het vertrouwen dat het buitenlandse bedrijf in hem als algemeen fiscaal vertegenwoordiger mocht hebben, geschonden en haar financiële schade toegebracht.

Voorts heeft de verdachte een financieringsinstelling opgelicht. Door een vervalst pensioenoverzicht en vervalste bankrekening bij de kredietaanvraag in te dienen, heeft hij een krediet van €50.000 verstrekt gekregen, waar hij op basis van zijn toenmalige financiële situatie hoogstwaarschijnlijk niet voor in aanmerking zou zijn gekomen. Een bedrag van ruim €40.000 van deze lening is niet afgelost.

Financieringsinstellingen stellen in de regel strenge eisen aan een financiering om de kans dat de financiering wordt terugbetaald zo groot mogelijk te laten zijn. Door onjuiste gegevens aan te leveren, heeft de verdachte het voor de financieringsinstelling onmogelijk gemaakt om het daadwerkelijke risico te doorzien. Dit heeft er uiteindelijk ook in geresulteerd dat de financieringsinstelling is achtergebleven met een aanzienlijke schadepost. Verdachte biedt op dit moment immers geen verhaal.

De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij steeds alleen maar gemakkelijk eigen financieel gewin voor ogen heeft gehad en daarbij zeer berekenend te werk is gegaan om zijn handelen te verdoezelen. Niet alleen door het vervalsen van allerlei documenten, maar ook door het rekken van de controle door de Belastingdienst, zodat ontdekking van de door hem gepleegde feiten werd uitgesteld. Ook hierbij heeft de verdachte dus alleen aan zichzelf gedacht.

Gezien de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, alsook de hoogte van het totale fraudebedrag en de geruime periode waarin hij de fraude heeft gepleegd, is enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Omdat feiten als de onderhavige relatief eenvoudig zijn te plegen van achter de eigen computer, dient van de straf een afschrikwekkende werking uit te gaan. Het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, doet geen recht aan de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het totale geldbedrag waarvoor de Belastingdienst en naam bedrijf 4 zijn benadeeld, straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, en het rapport van 20 november 2019 dat de Reclassering Nederland over hem heeft opgemaakt.

In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte inmiddels 69 jaar oud is, en met het feit dat de meeste bewezen verklaarde feiten geruime tijd geleden zijn gepleegd.

De verdediging heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging ook in het voordeel van de verdachte moet worden meegewogen dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een handeling wordt verricht waaraan de betrokkene in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In de onderhavige zaak moet de inverzekeringstelling van de verdachte op 14 mei 2018 worden gezien als de eerste daad van vervolging, zoals hiervoor bedoeld. Op deze datum is de redelijke termijn dus aangevangen. Nu binnen twee jaar na de aanvang van deze termijn vonnis wordt gewezen, is de redelijke termijn niet geschonden.

Het verweer wordt verworpen.

Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, zoals de officier van justitie heeft geëist, passend en geboden.

Bewezenverklaring

Parketnummer 10/996716-17

  • Feit 1: doen plegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

  • Feit 2 subsidiair: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

  • Feit 3: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

Parketnummer 10/993044-19

  • Primair: oplichting.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 3 jaren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^