Geen schadevergoedingsmaatregel, benadeelde partij is rechtspersoon en heeft geen extra inspanning van de Staat nodig

Rechtbank Limburg 3 oktober 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:9544

Een voormalig PVV-statenlid van de Provinciale Staten van Limburg is veroordeeld voor het verduisteren van een bedrag van € 176.999,- en valsheid in geschrift in de periode van januari 2012 tot en met februari 2016.

De benadeelde partij Stichting Ondersteuning Provinciale Fractie Limburg Partij voor de Vrijheid vordert een schadevergoeding van € 183.371,92 ter zake van de verduistering (feit 1). Het betreft niet alleen het bedrag dat de verdachte heeft verduisterd, maar ook accountantskosten die de Stichting heeft moeten maken om de omvang van de schade aan het licht te brengen. Verder vordert de Stichting nog een bedrag van € 2.842,- aan proceskosten.

De officier van justitie acht de vordering volledig toewijsbaar. Daarnaast heeft hij gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, zodat de Staat het geld kan innen ten behoeve van de Stichting.

De raadsman heeft niet alleen de hoogte van de vordering betwist, maar ook aangevoerd dat niet de Stichting de rechthebbende was van het geld, maar de Provincie Limburg. Het is dus de verkeerde rechtspersoon die de vordering heeft ingediend, aldus de raadsman. De accountantskosten vormen volgens de raadsman geen rechtstreekse schade en komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de politie uitgebreid onderzoek heeft gedaan. De verdachte heeft aangeboden een regeling te treffen voor het terugbetalen van het geld. De raadsman heeft de rechtbank verzocht af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, nu de benadeelde partij in staat geacht kan worden de executie zelf ter hand te nemen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de vordering toewijzen. Zij acht de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en de verdachte is voor die schade civielrechtelijk aansprakelijk.

Het is de benadeelde partij die de schade lijdt en niet de Provincie Limburg, zoals de raadsman heeft betoogd. Aan de benadeelde partij zijn de fractievergoedingen uitgekeerd en zij zal het geld moeten terugbetalen aan de Provincie, omdat zij niet aan de voorwaarden heeft voldaan die de Provincie stelde aan de besteding van het geld. De verdachte zal derhalve de schade moeten vergoeden aan de benadeelde partij.

Niet alleen het verduisterde bedrag moet worden vergoed, maar ook de kosten van het accountantsonderzoek dat de benadeelde partij heeft laten uitvoeren om de omvang van de fraude aan het licht te kunnen brengen (overeenkomstig artikel 6:96, lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek). Deze kosten acht de rechtbank redelijk en vormen rechtstreekse schade, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2008 (gepubliceerd onder LJN-nummer ECLI:NL:HR:2008:BB7077). Dat de politie vervolgens een eigen onderzoek heeft gedaan naar de omvang van het fraudebedrag, doet daar niets aan af.

Het te vergoeden bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente. De gevorderde proceskosten acht de rechtbank ook redelijk, gelet op het gebruikelijke tarief daarvoor (twee punten tarief V van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven).

De rechtbank ziet af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Deze maatregel beoogt slachtoffers van misdrijven het werk uit handen te nemen dat gemoeid is met het incasseren van het geld bij de dader, als de dader niet uit zichzelf betaalt. Omdat de benadeelde partij een rechtspersoon is en de verdachte verklaard heeft bereid te zijn de schade te vergoeden, gaat de rechtbank ervan uit dat in deze zaak een extra inspanning van de Staat niet nodig zal zijn.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^