HR herhaalt overwegingen over begroting door rechter van immateriële schade

Hoge Raad 28 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:97

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte benadeelde omver heeft geduwd en hem vervolgens meermalen tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen. Verder heeft het hof vastgesteld dat dit geweld op benadeelde een “flinke impact” heeft gehad en dat hij fysieke gevolgen van het geweld heeft ervaren in de vorm van hoofdpijn- en duizeligheidsklachten. Het hof heeft hierop zijn oordeel gebaseerd dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden en dat het gevorderde geldbedrag van € 2.500 wegens immateriële schade het hof billijk voorkomt en daarom volledig toewijsbaar is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Cybercrimezaak: schadeloosstelling door de bank van klanten betreft rechtstreekse schade voor de bank

Gerechtshof Den Haag 8 augustus 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1416

De verdachte, geboren in 2002, wordt verweten als leider van een crimineel samenwerkingsverband te hebben gefungeerd. Het samenwerkingsverband richtte zich op het plegen van oplichtingspraktijken via phishing, computervredebreuk, diefstal met behulp van valse sleutels en gewoontewitwassen. Deze feiten vonden plaats in de periode van november 2019 tot juli 2020. De verdachte was ten tijde van de meeste feiten minderjarig.

Read More
Print Friendly and PDF ^

WODC: Schadefonds Geweldsmisdrijven zou meer slachtoffers kunnen bereiken

Naar schatting doet één op de tien slachtoffers die een financiële tegemoetkoming vanuit het Schadefonds Geweldsmisdrijven kunnen ontvangen daarvoor daadwerkelijk een aanvraag. Het overige deel van de doelgroep van het Schadefonds wordt minder goed bereikt en ervaart verschillende drempels om een aanvraag voor een tegemoetkoming in te dienen. Meer slachtoffers kunnen worden bereikt door betrokken slachtofferondersteuners in de keten beter, herhaaldelijk en op het juiste moment te laten verwijzen naar het Schadefonds. Ook verbetering van de communicatie door en over het Schadefonds kan bijdragen aan het verbeteren van het bereik van de doelgroep.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over mediation in het strafrecht: De wet verplicht de strafrechter om bij zijn beslissing over de straf rekening te houden met een overeenkomst tussen de verdachte en het slachtoffer

Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1457

Het voorschrift van artikel 51h lid 2 Sv brengt tot uitdrukking dat de rechter bij de beslissing over de oplegging van een straf of maatregel acht slaat op de omstandigheid dat als gevolg van bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat die totstandkoming een voor de beslissing over de oplegging van een straf of maatregel relevante omstandigheid kan zijn. Het is daarbij mede afhankelijk van de aard van de bemiddeling en de inhoud van de overeenkomst of en, zo ja, in welke mate aan die totstandkoming in de concrete omstandigheden van het geval gewicht toekomt bij de oplegging van een straf of maatregel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: uitoefenen spreekrecht kan niet via kort geding (alsnog) worden afgedwongen

Hoge Raad 11 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1418

Verweerster vordert in dit kort geding een bevel aan de Staat (de officier van justitie) om hoger beroep in te stellen in een strafzaak waarin de verdachte is vrijgesproken en zij als slachtoffer gebruik heeft gemaakt van haar wettelijk spreekrecht. De politierechter heeft haar ter zitting in eerste aanleg ten onrechte beperkt in de uitoefening van dat recht en in een hoger beroep wilde zij alsnog onbeperkt van dat recht gebruikmaken. De officier heeft geweigerd om hoger beroep in te stellen omdat er volgens haar onvoldoende bewijs is voor een veroordeling. De voorzieningenrechter heeft de vordering tegen de Staat toegewezen en het hof heeft die beslissing bekrachtigd. In een eerder geëindigd tweede kort geding is een vordering van verweerster afgewezen om de Staat te verbieden het hoger beroep dat is ingesteld op grond van het vonnis van de voorzieningenrechter in dit kort geding, weer in te trekken. Het hoger beroep in de strafzaak is dus niet doorgezet. De beslissing van het hof in dit kort geding ziet dan ook alleen op de juistheid van de daarin in eerste aanleg gegeven beslissing.

Read More
Print Friendly and PDF ^