Geen strafrechtelijke vervolging van boekhandel voor Moederdagactie
/Gerechtshof Den Haag 3 augustus 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2344
Een boekhandel in Den Haag, die moeders op Moederdag een gratis kopje koffie aanbood, hoeft niet strafrechtelijk vervolgd te worden voor discriminatie. Dat heeft het gerechtshof Den Haag bepaald in een hierover aangespannen procedure in het kader van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
Een Haagse boekhandel bood moeders in 2014 en 2015 voor Moederdag een gratis kopje koffie aan. Een man deed hierop aangifte van discriminatie bij de politie, omdat hij het standpunt had dat hier sprake was van een verboden onderscheid op grond van geslacht. Het Openbaar Ministerie stelde echter geen strafrechtelijk vervolging in, waarop de man een klacht indiende bij het gerechtshof in het kader van art. 12 SV. Hiermee wilde hij bewerkstelligen dat het Openbaar Ministerie alsnog opdracht zou krijgen tot strafrechtelijke vervolging van de boekhandel. De man baseerde zijn klacht op een eerdere uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens dat met een dergelijke actie sprake zou zijn van een ongeoorloofd onderscheid tussen mannen en vrouwen.
Het gerechtshof Den Haag heeft de klacht van de man ongegrond verklaard. Het Haagse hof stelt allereerst vast dat een onderscheid tussen moeders en niet-moeders niet identiek is aan een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Het hof is van oordeel dat het aanbieden van een kopje koffie aan moeders op Moederdag als een vriendelijk gebaar bedoeld was om moeders ‘in het zonnetje’ te zetten. Hoewel er met dit gebaar een onderscheid gemaakt wordt tussen moeders en niet-moeders, valt dit volgens het hof niet aan te merken als een bij wet strafbaar gesteld onderscheid. De boekhandel handelde met deze actie niet in strijd met de rechten van de mens of de fundamentele vrijheden, zoals beschreven in de strafwet.
Lees hier de volledige uitspraak.