Geld voorhanden hebben op buitenlandse rekening is voldoende om geld uit eigen misdrijf wit te wassen. AG: dat is anders als het om rekening in NL gaat.

Hoge Raad 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2639 Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 8 november 2013 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren ter zake feit 1) opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd” en feit 2) van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Middel

Het vierde middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, uit een contante storting van een geldbedrag op een rekening in Marokko mede afleidt dat sprake is geweest van witwassen in Nederland.

Beoordeling Hoge Raad

De Hoge Raad doet de zaak af onder verwijzing naar art. 81 RO.

Conclusie AG

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte onder meer het volgende aangevoerd:

“Verhullen in Marokko

- t.a.v. witwassen van een geldbedrag van 658.789,50 Dirham (€ 58.742,18) verzoekt de verdediging uw Hof om cliënt hiervan vrij te spreken. Volgens de verdediging staat nog steeds niet vast dat cliënt zelf voornoemd bedrag aldaar gestort zou hebben. Voorts stelt de verdediging dat het zgn. witwassen niet heeft plaatsgevonden in Nederland. De storting van het bedrag heeft in Marokko plaatsgevonden. Het feit is sowieso in het buitenland gepleegd. De Nederlandse strafwet is dan ook niet van toepassing en het OM dient dan ook t.a.v. dit feit niet ontvankelijk te worden verklaard. De verdediging wijst erop dat het zgn. verhullen heeft plaatsgevonden in Marokko. Dat er afschriften van deze rekening naar het woonadres zouden zijn gestuurd doet daar niets aan af. Zoals al eerder is betoogd, is het beschikken over gelden van uit enig misdrijf nog geen witwassen. Het gaat erom dat het geld is omgezet c.q. verhuld en dat heeft in Marokko plaatsgevonden.”

Het hof heeft mede in reactie op dit verweer als volgt overwogen:

“* Het tweede gedachtestreepje (een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 658.789,50 dirham (omgerekend 58.742,18 euro, contant gestort bij de Attijariwafabank op rekeningnummer [001] )).

Nu het hof van oordeel is dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en het contant storten van het bedrag op een rekening in het buitenland als verbergen, verhullen, overdragen dan wel omzetten kan worden aangemerkt, acht het hof het tweede gedachtestreepje bewezen.

De raadsman heeft ten aanzien van het onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde gesteld dat dit feit in het buitenland is gepleegd en dat de Nederlandse strafwet hierop niet van toepassing is.

Het hof overweegt hiertoe als volgt.

In een arrest van 2 februari 2010 (NJ 2010, 89) heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:

"2.4 Ingevolge art. 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien naast in ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van de hiervoor genoemde wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden (vgl HR 27 oktober 1998, LJN ZD1413, NJ 1999,221)".

Uit de feiten en omstandigheden waaruit het hof afleidt dat er sprake is van witwassen leidt het hof eveneens af dat verdachte het geldbedrag vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht en het daar op een bankrekening heeft gestort. Daarmee is het feit mede in Nederland gepleegd.

Het verweer van de raadsman wordt verworpen.”

Het middel bevat in de eerste plaats de klacht dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte het in het middel bedoelde geldbedrag vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht. Uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat op 16 juli 2010 een bedrag van 658.789,50 dirham op de bankrekening ten name van de verdachte is gestort (bewijsmiddel 8, onderdeel 6.3.2). Een blik achter de papieren muurt leert bovendien het volgende. Uit een naar aanleiding van het rechtshulpverzoek verkregen schriftelijk bericht van de Attijariwafa bank blijkt dat de verdachte (in persoon) de rekening bij de desbetreffende bank heeft geopend op 16 juli 2010. Op dezelfde dag is het bedrag op de rekening gestort. Het hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk aangenomen dat het de verdachte is geweest die op die dag het desbetreffende bedrag op zijn eigen nieuwe rekening heeft gestort.

Vervolgens rijst de vraag of ook uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte het desbetreffende geldbedrag vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht.

Uit de bewezenverklaring en de hiervoor geciteerde bewijsoverweging volgt dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het bedrag van 658.789,50 dirham in Woerden, althans in Nederland “voorhanden heeft gehad” en dat bedrag vervolgens in Marokko op een bankrekening heeft gestort.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarbij de witwasbepalingen zijn geïntroduceerd, is ten aanzien van het “verwerven”, “voorhanden hebben” en “overdragen” als bedoeld in art. 420bis, eerste lid, onder b, opgemerkt dat deze termen feitelijke zeggenschap veronderstellen, maar dat niet is vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt. Aangezien uit het als bewijsmiddel 8 gebezigde proces-verbaal blijkt dat het geldbedrag is gestort op een bankrekening ten name van de verdachte, op zijn woonadres te Woerden, en de verdachte zodoende dus in Woerden het beheer over de rekening voerde en aldus feitelijke zeggenschap over het geldbedrag had, getuigt het oordeel van het hof dat de verdachte dit geldbedrag in Woerden, althans in Nederland voorhanden heeft gehad en ook de overige ten aanzien van het geldbedrag bewezen verklaarde gedragingen (mede) in Nederland hebben plaatsgevonden niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd. In zoverre faalt het middel. Hiermee komt ook het belang te ontvallen aan de in het middel geformuleerde klacht dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat, zoals het hof heeft overwogen, de verdachte het geldbedrag contant vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht en het daar zelf op een bankrekening heeft gestort. Voor het voorhanden hebben van het geldbedrag in Woerden, althans in Nederland, is dat immers niet bepalend.

Resteert de vraag of het oordeel van het hof dat het bewezen verklaarde kan worden aangemerkt als witwassen de toetsing in cassatie kan doorstaan.

Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte de geldbedragen heeft voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, waarbij deze termen klaarblijkelijk zijn gebezigd in de betekenis die daaraan ingevolge art. 420bis, eerste lid, onder b Sr toekomt. Het hof heeft overwogen ervan uit te gaan dat de bewezen verklaarde geldbedragen afkomstig zijn uit (mede) door de verdachte begane misdrijven.

De rechtsregels omtrent het verwerven en voorhanden hebben van voorwerpen uit eigen misdrijf waaruit volgt dat gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht moeten zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van een voorwerp voordat kan worden gesproken van witwassen, gelden in beginsel niet voor gevallen waarin bewezen is verklaard het “omzetten”, “overdragen” en/of “gebruikmaken” van uit eigen misdrijf verkregen voorwerpen. Dit wordt anders indien dit plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen.

In zijn arrest van 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2913 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in die gevallen waarin het enkele storten op een eigen bankrekening van contante geldbedragen die onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn kan worden aangemerkt als "omzetten" of "overdragen" in de betekenis van art. 420bis, eerste lid sub b, Sr, in de regel sprake zal zijn van een bijzonder geval als hiervoor bedoeld. Daaruit volgt dat, wil het handelen kunnen worden aangemerkt als "witwassen", er sprake dient te zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen gericht karakter heeft.

Uit het voorgaande volgt dat het omzetten of overdragen van een uit eigen misdrijf afkomstig geldbedrag door het op een eigen bankrekening te storten en het voorhanden hebben van dit bedrag nadat het is gestort, niet zonder meer als witwassen kunnen worden gekwalificeerd. Daarvoor zal sprake moeten zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen gericht karakter heeft. Het oordeel van het hof dat in de gegeven omstandigheden sprake is van zodanige gedragingen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in aanmerking dat de verdachte het geldbedrag op een buitenlandse bankrekening heeft gestort. Daarmee is het geldbedrag buiten het economisch verkeer van Nederland gebracht. Daardoor kan het zicht op de herkomst worden bemoeilijkt. Het storten van een bedrag op een eigen bankrekening in Nederland kan naar mijn mening in dit opzicht niet worden gelijk geschakeld met het storten van een bedrag op een buitenlandse bankrekening, ook al is de verdachte de begunstigde van die rekening. Daarbij kan zelfs de vraag worden gesteld of zich hier een bijzonder geval voordoet, als bedoeld in de onder 26 besproken jurisprudentie. Als daarvan al sprake is, meen ik dat het oordeel van het hof dat het storten en op de rekening houden van het bedrag van 658.789,50 dirham op de eigen bankrekening in Marokko als verhullend kan worden aangemerkt en dat derhalve het bewezen verklaarde ook in dit opzicht als (gewoonte)witwassen kan worden gekwalificeerd, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, niet onbegrijpelijk is en toereikend is gemotiveerd.

Het middel faalt in al zijn onderdelen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^