Geld weggenomen door onrechtmatig gebruik tankpas, art. 310 Sr?
/Hoge Raad 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2029
Feiten
Het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem heeft verdachte op 13 maart 2012 wegens
- verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft en
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd en diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis. Tevens heeft het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij A B.V. toegewezen tot het bedrag van € 5.442,09 en aan verdachte een schadevergoedings-maatregel opgelegd voor hetzelfde bedrag.
Mr. B.A. Jacobs, advocaat te Arnhem, heeft op 21 maart 2012 namens verdachte tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Op 13 augustus 2012 is een deel van het cassatieberoep ingetrokken namelijk “voor zover het betreft:
- de bewezenverklaring en strafoplegging van feit 1.
- de partiële vrijspraak van feit 2, waaronder de elementen “een hoeveelheid brandstof” en “in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededaders”.
Mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte vijf middelen van cassatie voorgesteld.
Middel
Het middel behelst de klacht dat het onder 2 bewezenverklaarde feit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, nu daaruit niet kan volgen dat de verdachte geld heeft weggenomen.
Beoordeling Hoge Raad
Blijkens de vaststellingen van het Hof heeft de verdachte met een aan zijn voormalige werkgever toebehorende tankpas zonder diens toestemming en voor diens rekening benzine getankt. Met zijn oordeel dat de verdachte aldus geld heeft weggenomen, heeft het Hof kennelijk voor ogen gehad dat het afrekenen van de aankoop van brandstof met behulp van zo een tankpas kan worden aangemerkt als de betaling ten laste van de rekening van de voormalig werkgever, door welke betaling de voormalig werkgever in zijn vermogen is aangetast. Aldus beschouwd geeft het oordeel van het Hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
Het middel faalt.
Conclusie AG Spronken: contrair
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen laten de mogelijkheid open – sterker nog: wijzen sterk in de richting – dat met de tankpas in feite ten laste van de voormalige werkgever op rekening is getankt, welke brandstof vervolgens nadien door Shell bij de voormalige werkgever wordt gefactureerd. Dat betekent dat er feitelijk geen geld is weggenomen op het moment van het gebruik van de tankpas, maar dat de verdachte door het gebruik van die tankpas de schuldenlast van zijn ex-werkgever heeft verhoogd en deze daarom heeft benadeeld. Indien van het wegnemen van geld geen sprake is, kan van diefstal van geld door middel van het gebruik van de tankpas evenmin sprake zijn.
Hier had een vervolging ter zake van oplichting meer voor de hand gelegen. Zoals dat bijvoorbeeld het geval was in de zaak HR 20 september 2011, HR:ECLI:NL:BQ6723. In die zaak werd de verdachte veroordeeld ter zake van oplichting waarbij de casus nagenoeg gelijk lijkt te zijn als in onderhavige zaak.
Het middel is terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.