Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: Inleidende dagvaarding (alsnog) partieel nietig verklaard (onvoldoende gespecificeerd)
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4798 Verdachte heeft op meerdere tijdstippen in de periode van 9 december 2009 tot en met 3 februari 2010 aan meerdere paarden en pony's de nodige verzorging onthouden door deze dieren telkens niet de beschikking te geven over een droge ligplaats.
Partiële nietigheid van de inleidende dagvaarding onder 2
Het hof verklaart de inleidende dagvaarding (alsnog) partieel nietig voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde onder het derde gedachtestreepje (beginnend met: "bij een groot aantal"), omdat het verwijt daarin per paard en pony onvoldoende is gespecificeerd voor wat betreft de pleegdata, locaties en verblijven.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde onder het derde gedachtestreepje en het onder 2 ten laste gelegde onder het eerste, tweede, vierde en vijfde gedachtestreepje heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde onder het derde gedachtestreepje acht het hof met name niet wettig bewezen dat de paarden en pony's geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid schoon water en dat zij niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen. Immers, de stukken vermelden slechts de afwezigheid van een permanente drinkwatervoorziening, zonder te vermelden of de paarden en pony's de beschikking hadden over een toereikende hoeveelheid schoon water of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, zoals artikel 5, achtste lid, van het Besluit welzijn productiedieren voorschrijft.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde onder het eerste en tweede gedachtestreepje acht het hof met name niet wettig bewezen dat sprake is geweest van achterstallige hoefverzorging die behandeld diende te worden door een hoefverzorger. In de stukken is niet omschreven waaruit de geconstateerde achterstallige hoefverzorging heeft bestaan, noch zijn foto's aan het dossier toegevoegd waarop de geconstateerde achterstallige hoefverzorging zou zijn waar te nemen.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde onder het vierde en vijfde gedachtestreepje acht het hof weliswaar bewezen dat telkens mestresten zijn aangetroffen op het paard respectievelijk de twee pony's, maar, nu in de stukken deze mestresten niet nader zijn omschreven, kan niet worden vastgesteld of aan deze dieren de nodige zorg is onthouden.
Bewezenverklaring
Feit 2: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Het hof veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 30 uur.
Lees hier de volledige uitspraak.