Hawala-bankieren: vrijspraak witwassen, veroordeling voor medeplegen bankieren zonder vergunning
/Rechtbank Rotterdam 14 oktober 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:8112
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het verrichten van illegale geldtransacties. Door hem zijn veelvuldig grote contante geldbedragen buiten het formele geldcircuit ontvangen, verplaatst en overgedragen. Hij heeft deze geldtransacties bedrijfsmatig als betaaldienstverlener verricht, zonder dat hij beschikte over een daartoe verleende vergunning van De Nederlandsche Bank, dan wel een door die instelling geregelde vrijstelling. Door zo te handelen heeft de verdachte zich onttrokken aan de regels van het financiële toezichtrecht.
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoonte witwassen. In deze periode heeft de verdachte zich bezig gehouden met het zogenoemde hawala-bankieren. De verdachte heeft meerdere keren ontmoetingen gehad waarbij hij contante geldbedragen in ontvangst heeft genomen, dan wel heeft overgedragen. Ten aanzien van de herkomst van de geldbedragen die verdachte voorhanden heeft gehad, kan niet anders worden gezegd dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn geweest en dat verdachte hiervan wist. Dit volgt uit de omstandigheden die voldoen aan de typologieën voor witwassen. Het ging immers steeds om grote contante geldbedragen, men maakte geen gebruik van een normale bank, het geld werd overgedragen in plastic tassen en sporttassen op anonieme en openbare plaatsen en in de telefoongesprekken werd in versluierde taal over de bedragen gesproken.
Beoordeling rechtbank
Vastgesteld wordt dat in het dossier geen direct bewijs voorhanden is waaruit volgt dat de tenlastegelegde geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan desondanks sprake zijn van witwassen, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De door de officier van justitie genoemde omstandigheden (witwastypologieën) leveren weliswaar een vermoeden van witwassen op, maar nog geen wettig en overtuigend bewijs daarvoor. De verdachte erkent de door de officier van justitie genoemde omstandigheden. Hij verklaart hierover dat hij handelde in opdracht van zijn medeverdachte die hawala-bankier was en dat hij hem vertrouwde.
Hawala-bankieren kan worden gebruikt voor witwassen, maar staat ook bekend als een systeem van ondergronds bankieren dat binnen bepaalde etnische groeperingen wordt gebruikt voor het overboeken van legaal verkregen gelden tussen personen in migratielanden en personen in het land van herkomst. Voor het bewijs dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn, zijn daarom in elk geval extra omstandigheden vereist die daarop duiden. Die omstandigheden doen zich in deze zaak niet voor. De door de officier van justitie genoemde omstandigheden die voldoen aan de typologieën voor witwassen zijn eveneens omstandigheden die passen bij Hawala-bankieren. Dit betekent dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hadden. Nog daargelaten dat geen bewijsmiddel aanwezig is waaruit volgt dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat anders was.
Conclusie
Het onder feit 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Feit 2
Door de verdediging is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte gelet op zijn ondergeschikte rol als medepleger kan worden aangemerkt.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank verwerpt dit standpunt. De verdachte heeft bij afwezigheid en op verzoek van de medeverdachte gedurende de tenlastegelegde periode zijn werkzaamheden overgenomen. In die periode heeft de verdachte in overleg gedaan wat anders door de medeverdachte zou zijn gedaan, namelijk telefonisch afspraken maken, geld in ontvangst nemen en overdragen en de administratie van een en ander bijhouden. Dit wijst op een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij niet kan worden gezegd dat de verdachte een ondergeschikte rol speelde. Juist door zijn handelen konden de werkzaamheden van zijn medeverdachte worden gecontinueerd en heeft de verdachte een cruciale rol gehad. Door de verdachte is ook verklaard dat hij wist dat de medeverdachte zich met hawala bankieren bezighield. Dat de verdachte zich, naar eigen zeggen, niet heeft afgevraagd of de medeverdachte beschikte over een vergunning om de geldtransacties te verrichten, maakt het oordeel niet anders.
Bewezenverklaring
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Strafoplegging
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand
Lees hier de volledige uitspraak.