Heropening onderzoek in zaak tegen rechtspersoon ter zake van het vervalsen van aanvraagformulieren voor WW-uitkering wegens onwerkbaar weer
/Rechtbank Midden-Nederland 10 april 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:2788
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
- aanvraagformulieren voor een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer heeft vervalst of vals opgemaakt en
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse/vals opgemaakte formulieren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op de verklaringen van [A] die heeft verklaard dat [B] en [C ], haar hadden gezegd dat in een overleg met de directie het gebruik van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” besproken was. Voor het overige baseert de officier van justitie zich op de in het dossier aanwezige formulieren “Aanvraag ww wegens onwerkbaar weer”, de diverse getuigen die hebben verklaard dat er door hen slechts één handtekening is gezet op het formulier, terwijl met betrekking tot die getuigen meerdere formulieren zijn toegezonden aan het UWV ter verkrijging van de uitkering.
De officier van justitie is van mening dat de strafbare gedragingen aan de onderneming verdachte kunnen worden toegerekend omdat het valselijk opmaken en gebruikmaken van de aanvraagformulieren paste in de normale bedrijfsuitvoering, gelet op de duur, de intensiteit en de betrokkenheid van verschillende werknemers.
Het valselijk opmaken en gebruikmaken van de aanvraagformulieren is dienstig geweest is de onderneming dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf, onder meer om de kosten van de winter te dekken. Verder heeft de onderneming de feitelijke gang van zaken aanvaard of placht te aanvaarden. Tenslotte werd het valselijk opmaken en gebruik van de aanvraagformulieren uitgevoerd door werknemers die hetzij uit hoofde van hun functie hetzij uit andere hoofde werkzaam waren bij aannemingsbedrijf bedrijf.
Op grond van het vorenstaande dient bedrijf dan ook te gelden als een zelfstandige dader van de haar ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het deel van de telastelegging inhoudende dat formulieren valselijk van een handtekening werden voorzien. Het bewijs daarvoor berust alleen op de verklaring van de betreffende werknemer en de handtekeningen op de formulieren wijken niet zodanig af dat een leek onmiddellijk en op het eerste gezicht kan vaststellen dat het verschillende handtekeningen betreft. Voor dit onderdeel van de telastelegging is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat voor het merendeel van de in de telastelegging genoemde documenten niet is vast te stellen of de daarin opgenomen uren wel of niet daadwerkelijk zijn gewerkt door de betreffende werknemer. Ook om deze reden dient verdachte te worden vrijgesproken.
Duidelijk is wel dat er binnen de onderneming met betrekking tot de aanvragen “WW wegens onwerkbaar weer” het een en ander fout is gegaan, zodat de gedraging op zich aan de onderneming kan worden toegerekend.
Overwegingen rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voorlopig gebleken dat binnen de onderneming de volgende bedrijfsstructuur bestond.
[D] en [E] vormden samen de directie van de onderneming.
[C ] was bedrijfsleider en eerder (voor de tenlastegelegde periode) hoofd van de afdeling P&O.
[B] was hoofd P&O en eerder (voor de tenlastegelegde periode) salarisadministrateur, welke functie ten tijde van de telastegelegde feiten werd uitgeoefend door mevrouw [F].
[C ] en [B] waren direct verantwoording verschuldigd aan de directie.
De salarisadministrateur, mevrouw [F], viel onder de financiële administratie, waarvoor de heer [G], financial controller, verantwoordelijk was.
De heer [G] nam ook deel aan overleg met de directie.
[G] is nooit gehoord door de opsporingsdienst, noch als getuige, noch als mogelijke verdachte.
Met betrekking tot het gebruik van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” werden door de salarisadministrateur aanvraagformulieren ingevuld op basis van weekstaten en urenstaten. Deze formulieren moesten door de betreffende werknemers worden ondertekend. De formulieren werden meestal door de uitvoerders ter plekke aan deze werknemers overhandigd. In de stukken worden een aantal van deze uitvoerders met name genoemd te weten [H] en [I].
De rechtbank heeft geconstateerd dat deze personen ook niet door de opsporingsinstantie zijn gehoord.
De rechtbank heeft geconstateerd dat uit het proces-verbaal blijkt dat het onderzoek door de Sociale Informatie en Opsporings Dienst (SIOD) is gestart naar aanleiding van anonieme informatie. In die anonieme informatie wordt de naam van de bedrijfsleider, de heer [J], genoemd als de persoon die aanvraagformulieren voor de “vorst-WW” door de werknemers heet laten ondertekenen.
Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat [J] niet door de SIOD is gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat, om tot een gedegen en weloverwogen beslissing in deze zaak te kunnen komen, [G] en de hierboven genoemde uitvoerders, [H] en [I], alsnog gehoord dienen te worden.
Ook de bedrijfsleider die in de anonieme CIE-informatie is genoemd en door zo goed als alle betrokken werknemers wordt genoemd, de heer [J], dient alsnog te worden gehoord.
De rechtbank zal derhalve het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de rechter-commissaris, teneinde uitvoering te geven aan de bepaling van de rechtbank dat [G] ([naam 1]), [H] [naam 2]) [I] [J] alsnog dienen te worden gehoord.
De rechtbank heropent het onderzoek en bepaalt dat het onderzoek wordt hervat tegen een nog nader te bepalen tijdstip, met bevel tot oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen dat tijdstip.
Verwijst de zaak naar de rechter-commissaris teneinde als getuigen te horen:
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris.
Lees hier de volledige uitspraak.