Niet-ontvankelijk bezwaar afwijzing verzoek tot aanwezigheid verdachte bij getuigenverhoren/ uitstel van getuigenverhoren
/Rechtbank Den Haag 26 maart 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:9747
Bij beslissing van de raadkamer van de rechtbank van 12 juli 2012 is het bezwaarschrift van de verdachte tegen de aan hem betekende dagvaarding (voor een regiezitting op 29 juni 2012) gegrond verklaard en is de zaak tegen de verdachte op de voet van artikel 241 Sv terugverwezen naar de rechter-commissaris voor nader onderzoek.
De verdachte en zijn raadsman hebben vervolgens diverse onderzoekswensen bij de rechter-commissaris ingediend, naar aanleiding waarvan op 28 november 2012 een regiebijeenkomst is gehouden.
De rechter-commissaris heeft na de regiebijeenkomst, bij beschikking van 3 december 2012, op een aantal van de verzoeken van de verdachte beslist. Bij die beschikking is – onder meer – het verzoek van de verdachte om getuige A. (FIOD ambtenaar) als getuige te horen toegewezen. Ook is het verzoek van de verdachte om de getuigenverhoren door de rechter-commissaris te mogen bijwonen afgewezen.
Bij brief d.d. 15 januari 2013 heeft mr. De Bont de rechter-commissaris nogmaals verzocht de verdachte bij de getuigenverhoren aanwezig te laten zijn.
De griffier van de rechter-commissaris heeft hierop bij brief d.d. 16 januari 2013 – onder meer – gereageerd met de mededeling dat de rechter-commissaris geen reden ziet om haar beslissing omtrent de aanwezigheid van de verdachte bij de verhoren te herzien.
Bij brief van 22 januari 2013 heeft mr. De Bont bij de rechter-commissaris het verzoek gedaan om de geplande getuigenverhoren aan te houden, nu het High Court of Justice in Engeland op 21 december 2012 heeft geoordeeld dat het pand gelegen aan[adres] in Londen op 27 april 2011 onrechtmatig is betreden en doorzocht en dat de Metropolitan Police moet overgaan tot teruggave van alle op die dag in beslag genomen stukken en de daarvan gemaakte kopieën.
Op dit verzoek is door de griffier van de rechter-commissaris afwijzend gereageerd bij brief van 25 januari 2013.
De verdachte heeft op 29 januari 2013 bij de rechter-commissaris een verzoekschrift ingediend ex artikel 241 Sv. Dit verzoekschrift strekt er onder meer toe dat de geplande getuigenverhoren (waaronder het verhoor van[getuige A.]) worden uitgesteld en dat het de verdachte wordt toegestaan de nog te houden getuigenverhoren bij te wonen.
De rechter-commissaris heeft het verzoek opgevat als een verzoek ex artikel 182 Sv (nu artikel 241 Sv per 1 januari 2013 is komen te vervallen) en heeft dit verzoek bij beschikking van 6 februari 2013 afgewezen. Tegen deze afwijzing richt zich het onderhavige bezwaarschrift.
Voor zover het bezwaarschrift zich richt tegen de (afwijzende) beslissing van de rechter-commissaris op het verzoek om de verdachte toe te staan de getuigenverhoren bij te wonen, is het niet-ontvankelijk. Dit verzoek heeft de verdachte ook al eerder gedaan en de rechter-commissaris heeft hierop voor het eerst, afwijzend, beslist bij beschikking van 3 december 2012. Tegen deze beslissing stond destijds, op grond van het toen geldende artikel 241 Sv, geen rechtsmiddel open. De invoering van artikel 182 Sv op 1 januari 2013, in het zesde lid waarvan is bepaald dat een verdachte bezwaar kan maken tegen een beslissing van de rechter-commissaris op onderzoekwensen van de kant van verdachte, brengt niet mee dat tegen een beslissing van de rechter-commissaris waartegen eerder, vóór 1 januari 2013, geen bezwaar kon worden gemaakt, (thans) alsnog bezwaar kan worden ingediend. Hierin is door de wetgever niet voorzien. De bezwaarmogelijkheid is ook niet alsnog gecreëerd door de beschikking van de rechter-commissaris van 6 februari 2003 waarin wordt vermeld dat de verdachte daartegen in bezwaar kan gaan bij de rechtbank. Wat die beschikking betreft, merkt de rechtbank nog op dat naar haar oordeel de rechter-commissaris het verzoekschrift van de verdachte van 29 januari 2013 had kunnen aanmerken als een bezwaarschrift tegen eerder door haar genomen beslissingen.
Voor zover het bezwaar zich richt tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris op het verzoek tot het uitstellen van de geplande getuigenverhoren, waaronder het verhoor van[getuige A.], is dit naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet-ontvankelijk.
De verdachte wenste destijds dat de reeds geplande getuigenverhoren (waaronder het verhoor van [getuige A.]), gelet op de recente, en voor (de omvang van) het strafdossier mogelijk relevante, ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, door de rechter-commissaris werden uitgesteld.
Uit de beschikking van de rechter-commissaris van 3 december 2012 komt evenwel naar voren dat de gebeurtenissen in het Verenigd Koninkrijk ook onderwerp van gesprek zijn geweest tijdens de hiervoor genoemde regiebijeenkomst van 28 november 2012. In haar beschikking van 3 december 2012, die op die regiebijeenkomst volgde, heeft de rechter-commissaris het Openbaar Ministerie opgedragen een tweetal processen-verbaal op te stellen, één over de toezending, retournering en het bekijken van de door Engelse autoriteiten toegezonden cd-roms met bestanden van de computer van de verdachte en één waarin wordt beschreven welke Nederlandse opsporingsambtenaren betrokken zijn geweest bij het maken van de “images”, waar dit is gebeurd en hoe en wanneer de “sift” van deze images heeft plaatsgevonden. In de beschikking en al eerder had de rechter-commissaris ook het horen van diverse getuigen toegestaan en op 21 december 2012 is de planning van de verhoren van die getuigen aan de raadsman van de verdachte verstrekt. Hieruit kan worden opgemaakt dat de rechter-commissaris van oordeel was dat de getuigenverhoren, ondanks de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, doorgang konden vinden.
Tegen deze beslissing van de rechter-commissaris stond destijds (ook) geen bezwaar open. Zoals hiervoor al is overwogen, is dat niet anders geworden per 1 januari 2013 toen artikel 182 Sv van kracht werd en evenmin doordat de rechter-commissaris in haar beschikking van 6 februari 2013 heeft vermeld dat tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt bij de rechtbank.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat beslissingen van de rechter-commissaris over de planning van getuigenverhoren beslissingen over de uitvoering van onderzoekshandelingen betreffen en artikel 182 Sv niet de mogelijkheid biedt om daartegen op te komen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank derhalve van oordeel dat het bezwaar op alle onderdelen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Lees hier de volledige uitspraak.