Heropening strafzaak na beroep op 'non-cumulatie'-beginsel uit de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude

Rechtbank Maastricht 20 maart 2013, LJN BZ5003

Verdenking

De verdenking in de eerste strafzaak met parketnummer 03/703045-09 komt erop neer dat verdachte:

  1. al dan niet samen met medeverdachte bijstandsfraude heeft gepleegd door opzettelijk na te laten de instantie waarvan hij en/of medeverdachte een uitkering kreeg in kennis te stellen van de werkzaamheden die hij en/of medeverdachte verrichtte en/of van de inkomsten die hij en/of medeverdachte genoot;
  2. al dan niet samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
  3. geld en goederen heeft witgewassen;
  4. al dan niet samen met een ander wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
  5. al dan niet samen met een ander een boksbeugel en een klapmes voorhanden heeft gehad;
  6. al dan niet samen met een ander harddrugs aanwezig heeft gehad;
  7. al dan niet samen met een ander zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling dan wel schuldheling dan wel invalidenparkeerkaarten heeft verduisterd;
  8. al dan niet samen met een ander elektriciteit en gas heeft gestolen.

en in de strafzaak met parketnummer 03/700108-11 dat verdachte:

  1. al dan niet samen met een ander brand heeft gesticht in/aan een auto, met gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
  2. al dan niet samen met een ander slachtoffer 1 heeft bedreigd;
  3. al dan niet samen met een ander een gasmeter heeft gestolen dan wel twee gasmeters heeft geheeld.

Feiten

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25 en 26 februari 2013, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op 6 maart 2013 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

De rechtbank is tijdens de beraadslaging in raadkamer tot de conclusie gekomen dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. Door de verdediging is in de strafzaak met parketnummer 03/703045-09 het verweer gevoerd dat het in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude opgenomen zogenaamde 'non-cumulatie'-beginsel in de weg staat aan een dubbele bestraffing.

De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte reeds bestuurlijk is gesanctioneerd wegens een overtreding in het kader van zijn bijstandsuitkering. Oplegging van een strafrechtelijke sanctie is, gelet op het 'ne bis in idem'-beginsel, uitgesloten over de periode waarover reeds een bestuursrechtelijke sanctie is opgelegd.

De rechtbank stelt ter zake vast dat in de opeenvolgende Aanwijzingen Sociale Zekerheidsfraude telkens ongewijzigd is opgenomen dat cumulatie van administratieve boetes en strafrechtelijke sancties wettelijk is uitgesloten. Het beginsel zoals dit is verwoord in de aanwijzingen, strekt zich aldus enkel uit over dat deel van de bestuurlijke handhaving dat op grond van de rechtspraak van het EHRM als criminal charge is aan te merken, te weten de bestuurlijke boete.

Nu in de onderhavige zaak niet is gebleken van de oplegging van een bestuurlijke boete moet het verweer dat de verdediging voert aldus worden begrepen dat ook de tijdelijke verlaging, intrekking en terugvordering van bijstand onder de werking van het 'non-cumulatie'-beginsel valt.

De rechtbank stelt ter zake vast dat de hoogste bestuursrechter in zaken als de onderhavige, de Centrale Raad van Beroep, inmiddels in een aantal zaken is ingegaan op de kwalificatie van de te onderscheiden bestuurlijke instrumenten ter handhaving van de bijstandswetgeving. De intrekking van de bijstand en de terugvordering daarvan worden daarbij gezien als instrumenten die enkel en alleen zien op herstel van de rechtmatige situatie, in casu het niet hebben van een recht op bijstand.

Ten aanzien van de maatregel tot verlaging van de uitkering gedurende een bepaald aantal maanden overweegt de Centrale Raad van Beroep dat de wetgever de instrumenten ter handhaving van in de bijstandswetgeving neergelegde verplichtingen niet zo zeer heeft bedoeld om opzettelijk leed toe te voegen, wat volgens de Raad een van de belangrijkste kenmerken van de punitieve sanctie is, maar om de bijstandsgerechtigde te stimuleren om zijn of haar gedrag in de toekomst te verbeteren. De verlaging is aldus gericht op het bewerkstelligen van de legale situatie en dientengevolge te kwalificeren als een reparatoire maatregel (o.a. CRvB 26 februari 2013, LJN BZ2289).

Uit artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand volgt dat deze lijn ziet op alle verplichtingen, met uitzondering van de in artikel 17, eerste lid, van de wet genoemde inlichtingenplicht. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat de belanghebbende aan het college van burgemeester en wethouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Ter zake het niet naleven van deze inlichtingenplicht heeft de Raad geoordeeld dat een tijdelijke verlaging van de bijstandsuitkering moet worden aangemerkt als een straf en daarmee als een criminal charge (CRvB 7 september 2009, LJN BJ7968CRvB 22 maart 2011, LJN BP9716).

Deze benadering is doorgetrokken in het advies van de Raad van State van 20 januari 2012, no. W12.11.0479/III, ter zake de wijzigingen in de Wet werk en bijstand met ingang van 1 januari 2013, waarbij opnieuw de bestuurlijke boete is ingevoerd. De Raad van State wijst er in zijn advies op dat de zwaarte van de sanctie, te weten de tijdelijke uitsluiting van bijstand gedurende een aantal maanden, reeds tot de kwalificatie 'punitief' moet leiden. De Raad van State wijst in dat verband op het arrest van het EHRM in de zaak Janosevic (EHRM 23 juli 2002, no. 34619/97). Het Hof herhaalt in deze zaak dat de vraag of sprake is van een criminal charge moet worden beantwoord aan de hand van de volgende, niet cumulatieve criteria: "the legal classification of the offence in domestic law, the nature of the offence and the nature and degree of severity of the possible penalty" (r.o. 65-66). Het Hof oordeelt dat "the main purpose of the relevant provisions on surcharges is to exert pressure on taxpayers to comply with their Legal obligations and to punish breaches of these obligations. The penalties are thus both deterrent and punitive. The latter character is the customary distinguishing feature of a criminal penalty." (r.o. 68).

De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer op grond van het 'ne bis in idem'-beginsel niet onbesproken kan blijven en nader onderzoek vergt. Het 'ne bis in idem'-beginsel is een rechtsbeginsel van openbare orde dat de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie raakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat nader onderzoek in de strafzaak tegen verdachte noodzakelijk is, teneinde zijn bijstandsverleden volledig in kaart te brengen. Voor de rechtbank is thans onvoldoende duidelijk of, en zo ja, in welke periode een strafkorting heeft plaatsgevonden in verband met schending van de wettelijke inlichtingenplicht door verdachte.

De rechtbank zal daarom de officier van justitie opdragen binnen drie maanden na heden aan het dossier te doen toevoegen:

  • alle besluiten tot toekenning van een uitkering aan verdachte en/of aan zijn medeverdachte, dan wel aan hen tezamen, op grond van de Algemene Bijstandswet dan wel de Wet werk en bijstand, alsmede de intrekkings- en terugvorderingsbesluiten;
  • de bestuurlijke maatregel- dan wel boetebeschikkingen die aan verdachte en/of aan zijn medeverdachte, dan wel aan hen tezamen zijn opgelegd,
  • zulks over de periode van de tenlastegelegde feiten 1 en 2, te weten van 1 februari 2002 tot en met 31 december 2009.

Ook dient de officier van justitie binnen drie maanden na heden, derhalve uiterlijk 20 juni 2013, aan het dossier te doen toevoegen alle rechtmatigheidsonderzoekformulieren en gegevensverklaringen (Wwb) die door verdachte dan wel zijn medeverdachte, dan wel door hen tezamen bij de gemeente Sittard-Geleen zijn ingediend over de hiervoor gemelde periode.

Daartoe zal de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting hervatten op basis van artikel 346 van het Wetboek van Strafvordering (heropening).

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^