Herzieningsaanvraag witwassen
/Hoge Raad 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1345 Verzoeker is op 10 november 2014 door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld wegens witwassen. In de aanvraag tot herziening wordt gesteld dat sprake is van een novum. De aanvrager voert daartoe aan dat zijn zaak destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling indien de rechter bekend zou zijn geweest met twee naderhand op schrift gestelde verklaringen.
Ter ondersteuning van de aanvraag zijn in kopie twee schriftelijke verklaringen overgelegd, welke – voor zover hier van belang – inhouden:
- "[betrokkene 1]
(...)
In de periode van 2004 tot 2015 heb ik zelf gezien hoe groovekings zich ontwikkelde tot een van de top dans groepen in de wereld. Na hun debuut op Tv "Hollands got talent" begon [A] ook in Nederland zich te plaatsen als een gevestigde naam. [A] waren al een bekend gezicht op verschillende podia's & festivals in europe & azie, meestal verzorgde [A] onder leiding van [aanvrager] opening acts voor verschillende nationale & internationale muziek artiesten, waaronder bekende Nederlander Patricia paay veelvuldig gebruikt van maakte.
[A] heeft zelfs de opening act verzorgd voor de Rotterdam-denhaag Metro lijn (RET)
ik heb bank afschriften van [A] gezien waarop een TIENTAL Duizend euro gestort was voor projecten.
[aanvrager] heeft mij meerdere keren verteld dat hij wat geld heeft opgespaard en dans school wilde beginnen. [aanvrager] vertelde mij dat het zijn droom was om ooit zijn eigen dans school te bezitten."
- "Ik ben [betrokkene 2]. Ik ben een goeie vriend van [aanvrager].
Bijna net als een broer.
Ik ken [aanvrager] al sinds 2003.
Toen begon ik met hem om te gaan. [aanvrager] is altijd iemand die ik weet wat geld had. hij heeft mij vaak geholpen met geld.
Dus Als ik moet zeggen dat [aanvrager] geld altijd had ja!
Ik ben vaak met hem op vakantie geweest na wedstrijden
Dus ik sta als getuigen voor hem."
Aan deze verklaringen kan, mede gelet op hetgeen het Hof in zijn bewijsvoering heeft vastgesteld (zoals weergegeven in de aanvraag), niet het ernstig vermoeden worden ontleend dat het Hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken als het daarmee bekend was geweest. Immers, de in algemene bewoordingen gestelde omstandigheid dat de aanvrager in de periode van 2003 tot 2015 altijd geld had en wat geld had opgespaard, tast niet het oordeel van het Hof aan dat het, gelet op de omstandigheden waaronder op 14 februari 2013 te Schiphol een geldbedrag van 88.500 euro onder de aanvrager is aangetroffen en op zijn wisselende verklaringen over de herkomst daarvan, niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig is en dat de aanvrager dit wist.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Lees hier de volledige uitspraak.