Herzieningsaanvraag veroordeling verduistering: HR verklaart de aanvraag gegrond en verklaart het OM niet-ontvankelijk in de vervolging

Hoge Raad 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:244

De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van verduistering veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.

De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager bij vonnis van de Rechtbank Zutphen van 13 februari 2009 in de zaak met parketnummer 06/460526-08 is veroordeeld ter zake van onder meer hetzelfde feit als ter zake waarvan de aanvrager bij het onder 1 genoemde vonnis in de zaak met parketnummer 16/446290-09 is veroordeeld. Indien de Politierechter die het vonnis heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht, met die veroordeling bekend was geweest, zou dat hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.
 

Beoordeling van de aanvraag

Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

Op de door de Advocaat-Generaal in haar conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus gegrond. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 10 maart 2010 zal worden vernietigd en de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging, zal de Hoge Raad om redenen van doelmatigheid deze verwijzing achterwege laten en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening gegrond, vernietigt het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht van 10 maart 2010 en verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.

 

Lees hier de volledige uitspraak. 

 

Print Friendly and PDF ^