‘Het bewaren van dataretentie in Nederland’

Op 3 mei 2006 is in Europa de richtlijn dataretentie in werking getreden. Het doel van deze richtlijn is dat telecom- en internetgegevens die van belang kunnen zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten voor een bepaalde periode worden bewaard en desgevraagd beschikbaar worden gesteld voor het opsporingsonderzoek naar ernstige misdrijven. De lidstaten van de Europese Unie hebben deze richtlijn om moeten zetten in nationale wetgeving, waarbij enige speelruimte is gelaten betreffende de periode waarover gegevens moeten worden opgeslagen, welke kan variëren van ten minste een half jaar tot ten hoogste twee jaar. In Nederland is de richtlijn geïmplementeerd in de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, welke in september 2009 van kracht is geworden. De wetgeving heeft betrekking op zogenaamde verkeers- en locatiegegevens. Concreet gaat het om gegevens die worden verwerkt voor het overbrengen van communicatie over een elektronisch communicatienetwerk of voor de facturering ervan en om gegevens betreffende de geografische positie van het voor de communicatie gebruikte apparaat. Deze gegevens zijn in het kader van opsporing van belang om verklaringen van personen over hun verblijfplaats op het moment dat de telefonische communicatie plaatsvond te toetsen. Daarnaast zijn de gegevens voor politie en justitie ook relevant in de bewijsvoering.

De bewaartermijn voor verkeers- en locatiegegevens van telefoonverkeer bedraagt in Nederland een jaar en voor internetverkeersgegevens zes maanden. De dataretentierichtlijn heeft in vrijwel alle Europese lidstaten geleid tot heftige discussie. Het belang van telecommunicatiegegevens wordt bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten algemeen erkend. Maar, door de massale adoptie van snel ontwikkelende (mobiele) communicatietechnologie, wordt niet alleen het nut van deze data voor opsporing groter, maar ook de inbreuk op privacy die gepaard gaat met het opslaan en ter beschikking stellen van deze data. Van meet af aan is door verschillende partijen dan ook betoogd dat de dataretentierichtlijn onrechtmatig is omdat deze in strijd is met het recht op privacy en gegevensbescherming. Zoals uit het navolgende zal blijken heeft deze discussie ook in Nederland in verschillende gremia gewoed, maar is de discussie uiteindelijk door Ierland op scherp gezet.

In deze bijdrage wordt op chronologische wijze het Nederlandse debat en verloop van de dataretentieplicht weergegeven. Hierbij passeren opinies en uitspraken de revue van onder andere het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, de Raad van State, de Minister, het Europese Hof van Justitie en de Nederlandse rechter.

Lees verder:

Dit artikel is enkel te raadplegen indien u een abonnement hebt op het Tijdschrift voor Internetrecht.

 

Print Friendly and PDF ^