Artikel 9a Sr voor per ongeluk vangen van beschermde vogel, artikel 9 Flora en Faunawet
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2708
Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 30 oktober 2012 te Leuth, in de gemeente Ubbergen, al dan niet opzettelijk, een dier, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een ekster (Pica pica), heeft gedood en/of verwond en/of gevangen en/of bemachtigd of met het oog daarop heeft opgespoord.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde misdrijf
Het hof is ten aanzien van het primair tenlastegelegde misdrijf van oordeel dat verdachte de ekster niet opzettelijk heeft gevangen, nu verdachte verwilderde sierduiven wilde vangen en de ekster tegen de wil van verdachte in de vangkooi terecht is gekomen. Verdachte heeft naar het oordeel van het hof ook niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een ekster zou vangen. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde misdrijf worden vrijgesproken.
Subsidiair tenlastegelegde overtreding
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van ‘vangen’ en ‘bemachtigen’, nu verdachte geen actieve handeling heeft verricht om de ekster te vangen en voorgaande begrippen wel vereisen dat een zekere moeite wordt gedaan. Bovendien is de vangkooi niet buiten maar binnen gebruikt en dit is niet verboden. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Oordeel hof
Het hof verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof begrijpt dat het verdachte erom te doen was door middel van de vangkooi verwilderde sierduiven te vangen. Het gebruik van een vangkooi impliceert ook reeds dat verdachte zich een zekere moeite heeft getroost om een dier te vangen. Anders dan door de verdachte en zijn raadsman is betoogd, is het hof van oordeel dat de vangkooi niet binnen maar buiten is gebruikt: de kapschuur was aan één zijde open.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet.
AVAS-verweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wegens afwezigheid van alle schuld (avas) moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte er alles aan gedaan heeft om een onbedoelde bijvangst te voorkomen. Verdachte heeft immers objectief zorgvuldig gehandeld en hij heeft voldaan aan de voor hem geldende normen bij het plaatsen van de vangkooi. Bovendien mocht verdachte een vangkooi voorhanden hebben. Verdachte heeft dit alles in aanmerking genomen de zorgplicht als bedoeld in artikel 2 van de Flora- en faunawet in acht genomen.
Oordeel hof
Naar het oordeel van het hof faalt het beroep op avas reeds omdat verwilderde duiven ingevolge het bepaalde in artikel 16f Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten slechts binnen de bebouwde kom met behulp van een vangkooi mogen worden gevangen. Verdachte plaatste de vangkooi buiten de bebouwde kom. Dat de duiven die verdachte wilde vangen mogelijk in het verleden tam waren of dat het nakomelingen van die in het verleden tamme duiven betrof, doet naar het oordeel van het hof voor de toepasselijkheid van dit verbod niet ter zake.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de landelijke vrijstelling op grond van artikel 65, derde lid, van de wet jo. artikel 2 Besluit beheer en schadebestrijding dieren (geoorloofd beschikken op grond van vrijstelling grondgebruiker voor het bestrijden van zwarte kraai en kauw) waarop de raadsman een beroep doet, in dit verband niet relevant is.
Strafoplegging
Het hof bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.