Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank op een verzoek ex art. 591a Sv en kent aan appellant een lagere vergoeding toe dan is verzocht
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6595
Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank te Utrecht van 11 mei 2012 is appellant vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het inleidend verzoekschrift houdt in dat verzocht wordt om een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de schade die appellant tengevolge van tijdverzuim door de behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft geleden en in de kosten van de raadsvrouw, in totaal ter hoogte van € 64.276,34 inclusief BTW, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van dit verzoekschrift.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist dat aan appellant wordt toegekend een vergoeding ten bedrage van € 16.282 en is het verzoek voor het overige afgewezen.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
Door en namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand daadwerkelijk gemaakte kosten zijn en dat deze kosten noodzakelijk waren voor het behalen van het uiteindelijke resultaat. Voor het overige hebben appellant en zijn raadsvrouw volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing waarvan beroep en tot vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 10,000.=. De advocaat-generaal acht deze vergoeding, gelet ook op vergelijkbare zaken, redelijk. Het verzoek tot vergoeding van schade ten gevolge van tijdverzuim dient naar het oordeel van de advocaat-generaal te worden afgewezen.
Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman of raadsvrouw.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door tijdverzuim daadwerkelijk inkomstenderving heeft geleden wegens het bijwonen van de mini-instructie en de behandeling van de zaak door de politierechter in de rechtbank te Utrecht zodat die gevraagde vergoeding zal worden afgewezen.
Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof voorop dat de declaratie van de raadsman/raadsvrouw niet meer is dan een uitgangspunt, dat door het hof wordt betrokken in zijn oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan appellant een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman/raadsvrouw en zo ja, tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat het hof geenszins gebonden is aan de door de raadsman/raadsvrouw gedeclareerde tijd of het door hem/haar gehanteerde uurtarief.
Het hof heeft ten aanzien van de gevraagde vergoeding ter zake van de kosten voor rechtsbijstand acht geslagen op de aard, de omvang en de complexiteit van de strafzaak. De zaak was naar aard juridisch noch feitelijk complex. Evenmin had deze een bijzonder omvang.
Dat brengt het hof tot het oordeel dat de gedeclareerde tijd bovenmatig geacht moeten worden. Hierbij is in het bijzonder gelet op de door de raadsvrouw in rekening gebrachte hoeveelheid voorbereidingstijd. Voorts is ook door twee advocaten tegelijkertijd aan de zaak gewerkt en zijn voor beide advocaten de volledige uren in rekening gebracht tegen een hoog uurtarief . Daarnaast komt overeenkomstig het beleid van het hof de gedeclareerde reistijd slechts voor de helft voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal gelet op het voorgaande tot een lagere vergoeding komen dan gevorderd en op gronden van billijkheid als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toekennen een bedrag van € 15.000 (inclusief BTW).
Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan, nu het verzoekschrift in twee instanties is behandeld, in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift worden toegewezen € 810 (inclusief BTW).
Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellant toe een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 15.810.
Lees hier de volledige uitspraak.