Het nemo tenetur-beginsel en wils(on)afhankelijk materiaal in non-hard core punitieve procedures

De uitspraak van het EHRM in De Legé t. Nederland ziet op veelbesproken rechten (ook in de Straatsburgse rechtspraak), te weten het nemo tenetur-beginsel (en het zwijgrecht), zoals beschermd onder art. 6 EVRM. Klachten over deze rechten komen in verschillende constellaties voor. In De Legé gaat het grosso modo om dezelfde constructie die aan de orde was in de (niet-)ontvankelijkheidsbeslissing van het Hof in Van Weerelt t. Nederland. Kort gezegd gaat het er in deze constructie om dat de fiscus, om informatie te verkrijgen, naast door toepassing van de eigen vorderingsbevoegdheden, de weg bewandelt van de civiele rechter, om verstrekking van informatie via een dwangsom af te dwingen. In beide zaken ging het om informatie met betrekking tot door beide klagers bij buitenlandse banken gehouden vermogen.

Uitspraken over het nemo tenetur-beginsel en het zwijgrecht zijn in het algemeen steeds de moeite waard om te bespreken (het blijft complexe materie, ook de omgang daarmee door het Hof). In deze noot worden enkel twee belangwekkende aspecten van de De Legé-uitspraak belicht. Alvorens tot bespreking daarvan over te gaan is het echter ook goed om te benoemen dat het Hof in De Legé de van toepassing zijnde regels niet alleen in een ordentelijk toetsingskader heeft neergelegd, maar ook heeft geïndiceerd dat de daarin vervatte vragen in een bepaalde volgorde dienen (en kunnen) worden behandeld. Dat blijkt uit het gegeven dat het Hof zelf niet verder toetst in dat kader dan waar het op een negatieve beantwoording van een van de vragen uitkomt.

Wat de in deze noot uit te lichten twee specifieke aspecten van de uitspraak betreft, gaat het in de eerste plaats om de vaststelling van het Hof dat het nemo tenetur-beginsel in het geheel niet van toepassing is in deze zaak, omdat de onder dwang (via een dwangsom) verkregen informatie niet wilsafhankelijk, maar wilsonafhankelijk is. Dat is vooral een opvallend aspect wanneer de feiten in deze casus worden vergeleken met de (niet-)ontvankelijkheidsbeslissing in Van Weerelt.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^