Het voegen in de faillissementsprocedure staat niet in de weg aan het zich voegen als benadeelde partij in de strafprocedure
/Rechtbank Gelderland 7 juni 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2694
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van een groep mensen. Hij heeft bij hen het vertrouwen gewekt dat hij vorderingen voor hen zou innen. Hij heeft zich voorgedaan als deskundige en heeft zijn bedrijf mooier voorgedaan dan in werkelijkheid aan de orde was. Nadat aangevers eenmaal met verdachte in zee waren gegaan, heeft hij hen steeds meer geld afhandig weten te maken door mooie praatjes en door gebruik te maken van vaktermen. Daarbij heeft verdachte niet geschroomd de druk op de aangevers fors op te voeren. Zo heeft hij onder andere een aangever voorgehouden dat hij genoodzaakt was een procedure tegen aangever te starten als deze niet een bedrag (nogmaals) zou betalen. Daarbij vermeldde verdachte ook dat aangevers vrouw dan alles te weten zou komen, terwijl voor verdachte duidelijk was dat aangever dat niet wilde.
Bewezenverklaring
Feit 1: oplichting, meermalen gepleegd,
Feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
- Een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
- Een ontzegging van het recht tot het uitoefenen van het beroep als bestuurder of feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon
Benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde feit en hebben de volgende bedragen gevorderd:
- bedrijf 3, € 3.420,68;
- benadeelde 2, € 13.662,16 (zoals ter terechtzitting verhoogd);
- benadeelde 1, € 44.926,00 en € 1.500,00 aan proceskosten;
- bedrijf 2, € 10.353,88;·
- benadeelde 3 Onderhoud en Services, € 9.847,00;
- benadeelde 7, € 14.168,27.
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van benadeelde 1 heeft de officier van justitie gesteld dat de proceskosten niet toewijsbaar zijn, nu de gevorderde kosten voor de advocaat niet nader zijn onderbouwd.
De kosten namens bedrijf 2 genoemd als proceskosten zijn wellicht geen proceskosten, maar wel aannemelijk is dat dergelijke kosten zijn gemaakt. De officier van justitie verzoekt de rechtbank deze post schattenderwijs te bepalen.
De officier van justitie heeft zich voor het overige op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelden volledig voor vergoeding in aanmerking komen, inclusief de wettelijke rente. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor afwijzing van de vorderingen, gelet op de bepleite vrijspraak en nu de benadeelden de vorderingen reeds hebben ingediend in de civiele procedure tegen verdachte, te weten de verdeling van de boedel na faillissement. Daarbij komt dat er baten uit de boedel zijn gekomen, welke baten mogelijk al aan de benadeelden zijn uitgekeerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar standpunt dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen, enkel omdat zij zich hebben gevoegd in de faillissementsprocedure tegen verdachte. Uit de overgelegde stukken van de verdediging kan slechts volgen dat de benadeelden hun vorderingen kenbaar hebben gemaakt bij de curator. Daarmee is hun recht op schadevergoeding niet reeds in rechte vastgesteld en hebben zij nog geen executoriale titel gekregen. Het voegen in die faillissementsprocedure staat dan ook niet in de weg aan het zich voegen als benadeelde partij in deze strafprocedure.
Het standpunt van de verdediging dat de vorderingen van benadeelden al zouden zijn voldaan uit de boedel, volgt de rechtbank evenmin. Deze stelling is onvoldoende onderbouwd, terwijl het voor de verdediging mogelijk moet zijn geweest nadere informatie hierover te verkrijgen van de curator van verdachte.
Met betrekking tot gevorderde proceskosten van benadeelde 1 overweegt de rechtbank als volgt. Deze kostenpost is niet met stukken gestaafd en uit de toelichting op de vordering blijkt niet dat benadeelde 1 is bijgestaan door een advocaat in deze procedure. Het verzoek zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor het overige is, naar het oordeel van de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken en vanwege het ontbreken van een inhoudelijke betwisting van de vorderingen door de verdediging, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het (onder feit 1) bewezen verklaarde handelen tot de door hen gevorderde bedragen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorderingen zijn voor toewijzing vatbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het eerste moment waarop is betaald.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van genoemde benadeelde partijen. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
Lees hier de volledige uitspraak.