“Hetzelfde feit”

Hoge Raad 12 maart 2013, LJN BZ3571

Verdachte is bij arrest van 6 april 2011 door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden wegens:

  • Feit 1 primair: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
  • Feit 3 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen,
  • Feit 5: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
  • Feit 6 subsidiair: verduistering.

Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding als feit 6 tenlastegelegd dat: "hij op of omstreeks 20 juli 2009 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, een damesfiets (merk: Gazelle) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die damesfiets wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."  Ter terechtzitting van het Hof heeft de Advocaat-Generaal op de voet van art. 313 Sv gevorderd dat de tenlastelegging wordt gewijzigd, in dier voege dat daaraan subsidiair wordt toegevoegd dat: "hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2009 tot en met 20 juli 2009 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, opzettelijk enig goed (damesfiets, Gazelle), geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene], in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, en dat hij anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend." 

Het Hof heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen.

Het (tweede) middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 68 Sr ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, de vordering tot wijziging van de tenlastelegging heeft toegewezen.

HR: Voor zover het middel klaagt dat het Hof de beslissing tot toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten onrechte niet heeft gemotiveerd, stelt het een eis die het recht niet kent (vgl. HR 30 november 1999, LJN ZD1723, NJ 2000/93), zodat het middel in zoverre tevergeefs is voorgesteld.

Het middel klaagt voorts over het kennelijke oordeel van het Hof dat sprake is van "hetzelfde feit".

De aan de verdachte verweten gedraging is in de tenlastelegging omschreven als het helen van een damesfiets op 20 juli 2009 in de gemeente Venlo, en in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging als de verduistering van een damesfiets in de periode van 13 juni 2009 tot en met 20 juli 2009 in de gemeente Venlo. De tenlastelegging is toegesneden op art. 416/417bis Sr en de vordering tot wijziging van de tenlastelegging op art. 321 Sr.

Zowel het verschil in de juridische aard van de aan de verdachte verweten feiten als het verschil tussen de omschreven gedragingen loopt niet zodanig uiteen dat geen sprake kan zijn van "hetzelfde feit" in de zin van art. 68 Sr. De strafbaarstelling van (schuld)heling en verduistering strekt immers mede ter bescherming van het vermogen van de rechthebbende, terwijl de strafmaxima die op (schuld)heling en verduistering zijn gesteld, slechts in geringe mate uiteenlopen.

Het Hof heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging dus zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kunnen toewijzen. Het kennelijke oordeel van het Hof dat in de omstandigheden van het geval de desbetreffende gedragingen dezelfde fiets betreffen en als één feitencomplex kunnen worden aangemerkt, is evenmin onbegrijpelijk.

Voor zover het middel daarover klaagt, is het eveneens tevergeefs voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^