Hetzelfde feit als bedoeld in art. 68 Sr, art. 285 Sr (bedreiging) en art. 5 WvW (veroorzaken van gevaar of hinder)

Hoge Raad 25 september 2012, LJN BX5012 Feiten

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 13/410202-09 tweemaal overtreding van art. 285 Sr (bedreiging) tenlastegelegd: (1) bedreiging van slachtoffer 1 door slingerend voor de vrachtwagen van slachtoffer 1 te rijden en slachtoffer 1 bedreigende woorden toe te voegen; en (2) bedreiging van slachtoffer 2 door slingerend voor slachtoffer 2 te rijden en slachtoffer 2 bedreigende woorden toe te voegen.

Verdachte is door de Rechtbank Amsterdam bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 mei 2009 van deze tenlastegelegde feiten vrijgesproken.

Vervolgens is aan de verdachte in de onderhavige zaak met parketnummer 13/706540-09 overtreding van art. 5 WvW tenlastegelegd: verkeersgevaarlijk gedrag, te weten dat hij door slingerend voor slachtoffer 1 te rijden, te stoppen op de snelweg, uit de auto te stappen en het doorgaande verkeer te hinderen gevaar voor personen en goederen heeft veroorzaakt omdat het doorgaande verkeer achter hem door dat gedrag van hem plotseling werd gedwongen te stoppen.

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het OM niet ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat art. 68 Sr van toepassing is nu verdachte onherroepelijk is vrijgesproken van hem tenlastegelegde overtredingen van art. 285 Sr.

Het hof heeft dit verweer verworpen: “aan de verdachte ten laste gelegde bedreigingen en het thans aan de verdachte ten laste gelegde verkeersgevaarlijke gedrag kunnen los van elkaar worden begaan en de ratio van beide strafbaarstellingen is geheel verschillend: artikel 285, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht betreft een misdrijf tegen de vrijheid en beschermt een ander belang dan de strafbaarstelling van verkeersgevaarlijk gedrag in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, welke strafbaarstelling strekt tot het bevorderen van de veiligheid op de weg. Aan een en ander doet niet af dat de beide eerder aan de verdachte ten laste gelegde bedreigingen en het thans ten laste gelegde verkeersgedrag zich - grof gezegd - op dezelfde tijd en plaats hebben voorgedaan, als ook dat in de tenlasteleggingen betreffende de bedreigingen verkeersgedragmomenten zijn verwerkt die ook in de onderhavige tenlastelegging zijn opgenomen."

Middel

Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van hetzelfde feitelijk gebeuren waarover reeds onherroepelijk in rechte ten gronde is beslist en dat het Hof met de ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, zo begrijp ik het middel, art. 68, eerste lid, Sr heeft miskend.

Hoge Raad

De Hoge Raad herhaalt de overweging uit HR 1 februari 2011, LJN BM9102, NJ 2011/394: Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van 'hetzelfde feit', dient de rechter in de situatie waarop art. 68 Sr ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten te vergelijken. Bij die toetsing dienen de volgende gegevens als relevante vergelijkingsfactoren te worden betrokken:

(A) De juridische aard van de feiten. Indien de tenlastegelegde feiten niet onder dezelfde delictsomschrijving vallen, kan de mate van verschil tussen de strafbare feiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft

(i) de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en

(ii) de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komt de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.

(B) De gedraging van de verdachte. Indien de tenlasteleggingen niet dezelfde gedraging beschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowel wat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen als wat betreft de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht. Uit de bewoordingen van het begrip 'hetzelfde feit' vloeit reeds voort dat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is nochtans dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van 'hetzelfde feit' in de zin van art. 68 Sr.

In het onderhavige geval is zowel het verschil in de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheiden delictsomschrijvingen strekken als het verschil in de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, dermate groot dat geen sprake kan zijn van 'hetzelfde' feit in de zin van art. 68 Sr. Het Hof heeft dus terecht geoordeeld dat geen sprake is van een eerdere vrijspraak van 'dezelfde feiten' in de zin van art. 68 Sr.

Het middel faalt.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^