Hof veroordeelt verdachte ter zake van het opzettelijk onjuist doen van aangiftes voor de omzetbelasting en valsheid in geschrift tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2970

Verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden wegens het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd (feit 1), en valsheid in geschrift (feit 2).

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 1) ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs is dat de aangiften opzettelijk onjuist zijn gedaan. Daartoe is aangevoerd dat de omstandigheid dat verdachte denkfouten heeft gemaakt waardoor hij onjuiste aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan, onvoldoende bewijs oplevert om opzet te kunnen bewijzen.

Het hof stelt voorop dat het doen van aangiftes voor de omzetbelasting de nodige kennis vraagt, gelet in het bijzonder op de complexiteit van de regelgeving. Om die reden wordt het doen van aangiftes voor de omzetbelasting door bedrijven veelal uitbesteed. Naar het oordeel van het hof mag dan ook van een ondernemer die zelf de aangiftes voor de omzetbelasting doet, worden verlangd dat hij zich goed en terdege laat informeren over de juiste wijze van invullen van de aangifte voor de omzetbelasting.

Verdachte heeft tegenover de verbalisanten verklaard dat hij de aangiftes gewoon had geschat. ‘Het is allemaal wel een heel globale schatting. Ik kon dat niet staven aan de hand van de administratie omdat deze niet bij was.’

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd verklaard over de wijze waarop hij de aangiftes voor de omzetbelasting heeft gedaan, dat hem dat ‘zo is uitgelegd’. Gelet op deze vage bewoordingen is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat verdachte zich goed en terdege heeft laten informeren over de juiste wijze van invullen van de aangifte voor de omzetbelasting.

Door zulks na te laten en te volstaan met een globale schatting heeft verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangiftes voor de omzetbelasting onjuist zou doen.

Het hof verwerpt bijgevolg het verweer.

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 2) ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat:

  • verdachte de facturen niet opzettelijk heeft vervalst, omdat het geen facturen zijn, maar concepten, en ze niet vervalst zijn;
  • verdachte niet het oogmerk had om de concepten als echte facturen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. 

Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft verdachte facturen gemaakt ter zake van projecten waarvoor [bedrijf 1] werkzaamheden zou hebben verricht, terwijl [bedrijf 1] in werkelijkheid geen werkzaamheden voor [bedrijf 2] heeft verricht en deze facturen niet inhielden dat het concepten waren. Verdachte heeft deze facturen in de administratie van [bedrijf 1] opgenomen, terwijl hij wist dat de inhoud niet overeenstemde met de werkelijkheid. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van het hof de administratie van [bedrijf 1] opzettelijk valselijk opgemaakt door het daarin opnemen van de facturen.

In aanmerking genomen voorts dat een administratie – naar algemeen bekend is – is voorgeschreven juist om tot bewijs te kunnen dienen van het daarin vermelde, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte de bedoeling had en het dus een noodzakelijk en door hem gewild gevolg was de administratie van [bedrijf 1], en dus ook de daarin opgenomen valse facturen, als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken.

Het hof verwerpt mitsdien het verweer in al zijn onderdelen.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^