Hoge Raad laat afwijzing verzoek tot horen verbalisanten in stand
/Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1220
De verdediging heeft bij appelschriftuur verzocht de verbalisanten 1 en 2 als getuige te horen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen nu "de verdediging door het niet nader kunnen ondervragen van beide verbalisanten, gelet op hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd enerzijds, en de inhoud van het dossier en het hiervoor overwogene anderzijds, redelijkerwijs niet is geschaad in haar belang."
Middel
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van de verbalisanten 1 en 2 als getuige.
Beoordeling Hoge Raad
Mede gelet op hetgeen het Hof in verband met dat verzoek heeft overwogen is dat oordeel niet onbegrijpelijk en behoefde het, ook in het licht van hetgeen door de verdediging aan het verzoek ten grondslag was gelegd, geen nadere motivering. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de verdediging aan het verzoek slechts ten grondslag heeft gelegd dat de herkenning van de verdachte door verbalisant 2 - uitgaande van de veronderstelling dat de bestuurder van de motorfiets een helm droeg - onbetrouwbaar is, en dat het Hof, gelet op zijn vaststellingen los van de herkenning door verbalisant 2, buiten redelijke twijfel achtte dat de verdachte de bestuurder van de in de woning aangetroffen motorfiets was.
Voor zover aan het verzoek ook ten grondslag is gelegd de stelling dat de verbalisanten zonder toestemming de woning hebben betreden, schiet die onderbouwing - mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441, onder 2.7 heeft overwogen en de vaststelling van het Hof dat de verklaring van de moeder van de verdachte bevestigt dat zij toestemming heeft gegeven - tekort.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.