Horen van benadeelde partij als getuige
/Hoge Raad 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1448
Feiten
De verdachte is door het Gerechtshof Den Haag, bij arrest van 8 mei 2013 van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en wegens 1. (subsidiair) verduistering en 2. diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 601,92 ter vergoeding van de door beide bewezenverklaarde feiten geleden materiële schade toegewezen en verdachte in zoverre een schadevergoedings- maatregel opgelegd.
Middel
Het middel klaagt dat het Hof de afwijzing van het verzoek de benadeelde partij als getuige te horen onvoldoende met redenen heeft omkleed.
Beoordeling Hoge Raad
In het arrest van 13 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0834, NJ 2012/11, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat - nu het de benadeelde partij ingevolge art. 334, eerst lid, Sv niet is toegestaan ter onderbouwing van haar vordering getuigen aan te brengen - de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM, in het bijzonder de equality of arms, eraan in de weg staan dat wel aan de verdachte de bevoegdheid zou toekomen met betrekking tot deze vordering getuigen aan te brengen.
Het Hof heeft derhalve met juistheid geoordeeld dat het namens de verdachte gedane verzoek tot het horen van een getuige over de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Dat dit verzoek betrekking had op het horen van de - niet ter terechtzitting in hoger beroep aanwezige - benadeelde partij zelf met betrekking tot haar vordering, leidt niet tot een ander oordeel.
Kennelijk heeft het Hof het niet noodzakelijk geoordeeld gebruik te maken van zijn eigen bevoegdheid de benadeelde partij als zodanig te horen ter nadere toelichting van haar vordering. Dat oordeel is, gelet op het namens de verdachte aangevoerde, niet onbegrijpelijk. De enkele niet nader onderbouwde stelling van de verdachte dat hij de benadeelde partij haar spullen had teruggegeven noopte het Hof evenmin tot nadere motivering van zijn beslissingen omtrent de vordering.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.