HR: Door raadsman ter terechtzitting gedane mededeling kan niet worden aangemerkt als wettig bewijsmiddel
/Hoge Raad 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:295
De verdachte is wegens “witwassen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, heeft het hof in het bestreden arrest het volgende overwogen:
“Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Op grond van het procesdossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de Audi A5 met kenteken [kenteken] in augustus 2014 heeft aangeschaft tegen inruil van een Audi A3 met een inruilprijs van € 11.000,-- en een bijbetaling van € 15.000,--.
Voorts blijkt uit de Rapportage Vermogen en Inkomsten (pag. 168) dat door de verdachte vanaf 2009 tot en met 2012 loonopgave is gedaan voor werkzaamheden in restaurants. In 2011 bedroeg het loon € 7.382,- en in 2012 € 6.708,-. Naar moet worden aangenomen is over 2013 geen opgave gedaan.
Tijdens zijn verhoor bij de politie op 19 februari 2015 heeft de verdachte verklaard dat hij sinds 2000 in Nederland verblijft en dat hij sinds juli of augustus 2014 werkzaam is in een restaurant in Amsterdam.
Daarvoor is hij werkzaam geweest bij een Chinees restaurant in Beuningen. Hij verdient ongeveer: € 1.200,-- per maand, aldus de verdachte.
In eerste aanleg is, blijkens de pleitnotitie, aangevoerd dat de verdachte € 1.200,- per maand verdient, € 300,- à € 400,- aan vaste lasten kwijt is en maandelijks € 900,- overhoudt. Het geldbedrag voor de aankoop van de auto zou de afgelopen jaren bijeen zijn gespaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de bepaaldelijk gemachtigd raadsman naar voren gebracht van de verdachte te hebben begrepen dat hij altijd heeft gewerkt.
Naar het oordeel van het hof kan het, gelet op het voorgaande, niet anders zijn dan dat de verdachte de Audi A5 heeft gekocht met het geld dat hij heeft verdiend uit inkomsten die niet aan de fiscus zijn opgegeven en derhalve, uit eigen misdrijf afkomstig zijn. Aldus is sprake van een voorwerp dat middellijk uit enig, meer in het bijzonder uit eigen misdrijf is verkregen.
Gesteld voor de vraag of het voorhanden hebben alsmede gebruik maken van de Audi A5 die is aangeschaft met uit eigen misdrijf afkomstig geld is te kwalificeren als witwassen in de zin van artikel 420bis, lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht overweegt het hof dat uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 606, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven, blijkt dat met het gebruik van de term ‘middellijk’ is beoogd ook gevallen waarin sprake is van witwashandelingen ten aanzien van de indirecte opbrengsten van een misdrijf binnen het bereik van de delictsomschrijvingen van de art. 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht te brengen, bijvoorbeeld de omzetting van uit misdrijf afkomstige voorwerpen in andere voorwerpen (vgl. HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:702, NJ 2014/302).
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Witwassen.”
Middel
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte en in strijd met art. 339 Sv voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van een door de raadsman ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Beoordeling Hoge Raad
In zijn overwegingen heeft het Hof geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de Audi A5 heeft gekocht met geld dat hij heeft verdiend uit inkomsten die niet aan de fiscus zijn opgegeven en derhalve uit eigen misdrijf afkomstig is, waarbij het heeft betrokken dat de raadsman van de verdachte ter terechtzitting "naar voren heeft gebracht van de verdachte te hebben begrepen dat hij altijd heeft gewerkt". Daarin ligt als rechtsopvatting van het Hof besloten dat een door de raadsman ter terechtzitting gedane mededeling kan worden aangemerkt als een wettig bewijsmiddel als bedoeld in art. 339, eerste lid, Sv en derhalve voor het bewijs kan worden gebezigd. Die opvatting is onjuist (vgl. HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2649).
Het middel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.