HR herhaalt overwegingen m.b.t. de betekening van de dagvaarding door toezending naar een adres in het buitenland
/Hoge Raad 20 november 2012, LJN BY3496 Feiten
Het Gerechtshof te Arnhem heeft verdachte veroordeeld wegens
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en
- diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
- een proces-verbaal van verhoor door de politie van 29 oktober 2002 dat als verklaring van de verdachte onder meer het volgende inhoudt: "Ik ben op in 1982 geboren te (…). Ik ben woonachtig in perceel (…) te (…). Ik ben nu op vakantie in Nederland."
- een akte uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2003, welke inhoudt dat de dagvaarding op 12 juni 2003 ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Arnhem is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier, omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is."
- een aan het dubbel van die dagvaarding gehecht verwerkingsoverzicht GBA-gegevens van 22 juli 2003, dat inhoudt dat de verdachte niet is gedetineerd en dat van de verdachte geen adres in Nederland bekend is.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen.
Middel
Het middel klaagt dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep ten onrechte niet heeft nietig verklaard nu niet blijkt dat die dagvaarding overeenkomstig art. 588, tweede lid, Sv naar verdachtes adres in Bosnië-Herzegovina is verzonden.
Beoordeling Hoge Raad
Indien op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte niet is ingeschreven in een GBA en niet in Nederland is gedetineerd, en van hem ook niet een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland maar wel een adres in het buitenland bekend is, geschiedt de betekening van de dagvaarding door toezending van de dagvaarding door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks aan het laatstbekende adres van de verdachte in het buitenland, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie (art. 588, tweede lid, Sv). Door die toezending is de dagvaarding rechtsgeldig betekend (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317).
Noch de hierboven genoemde akte uitreiking, noch enig ander gedingstuk houdt in dat de dagvaarding in hoger beroep naar voornoemd adres van de verdachte in het buitenland is verzonden. Daaruit volgt dat de dagvaarding in hoger beroep niet is betekend overeenkomstig art. 588, tweede lid, Sv. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep geldig is betekend, is derhalve onjuist.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.