HR herhaalt relevante overwegingen afwijzing voorwaardelijk getuigenverzoek

Hoge Raad 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3123

Het gaat in onderhavige zaak om een vechtpartij die op 1 december 2013 heeft plaatsgevonden in de discotheek El Toro in Goes, waarbij de verdachte ervan beschuldigd wordt het slachtoffer, betrokkene 1 met een glas in zijn gezicht te hebben geslagen. Daarover hebben aanwezigen in de discotheek verschillende verklaringen afgelegd, waarvan een aantal door het hof voor het bewijs zijn gebruikt.

De verdachte is bij arrest van 2 juli 2015 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “zware mishandeling”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uur. Het hof heeft voorts de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals bepaald in het bestreden arrest.

Het bestreden arrest houdt als beslissing van het Hof op het door de verdediging gedane verzoek het volgende in:

"Met betrekking tot het verzoek van de raadsvrouw tot het (doen) horen van getuigen, indien het hof tot een bewezenverklaring mocht komen, overweegt het hof het volgende. Het hof acht zich - onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt - gelet op het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht en is de noodzakelijkheid van het gevraagde (doen) horen van getuigen niet gebleken. Derhalve wijst het hof het verzoek af."
 

Middel

Het middel komt op tegen de afwijzing door het hof van het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gedane voorwaardelijk verzoek tot het horen van een aantal getuigen en tegen het gebruik tot het bewijs van de in het vooronderzoek afgelegde verklaringen van een aantal van die getuigen.


Beoordeling Hoge Raad

In zijn arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:

"3.8.1. Of een verzoek tot het horen van getuigen naar behoren is onderbouwd alsook of het dient te worden toegewezen, zal de rechter in het licht van alle omstandigheden van het geval - en met inachtneming van het toepasselijke criterium - moeten beoordelen. De rechter dient, indien hij een verzoek afwijst, de feitelijke en/of juridische gronden waarop die afwijzing berust, in het proces-verbaal van de terechtzitting dan wel de uitspraak op te nemen. Die rechterlijke motiveringsplicht steunt mede op art. 6 EVRM.

3.8.2. In cassatie gaat het bij de beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot het horen van getuigen in de kern om de vraag of de beslissing begrijpelijk is in het licht van - als waren het communicerende vaten - enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het is afgewezen."

De afwijzing door het Hof van het verzoek tot het horen van de door de verdediging genoemde personen als getuige is, mede gelet op hetgeen aan dat verzoek ten grondslag is gelegd en in het licht van hetgeen door de raadsvrouwe is aangevoerd omtrent de door die personen afgelegde verklaringen, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk. Met de enkele overweging dat het Hof "zich - onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt - gelet op het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht acht", heeft het immers ongenoegzaam tot uitdrukking gebracht op welke feitelijke en/of juridische gronden de afwijzing berust.

 Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.


Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^