HR over veerdrukpistolen & Speelgoedrichtlijn. Uitspraak Hof wordt niet gecasseerd.
/Hoge Raad 5 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:177
De verdachte is door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een geldboete van €400 wegens handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (feit 1), wederspannigheid (feit 2) en eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd (feit 3).
Middel
Het middel klaagt onder meer over de verwerping door het Hof van het verweer dat de in de bewezenverklaring vermelde veerdrukpistolen speelgoedvoorwerpen zijn in de zin van art. 3 RWM in verbinding met de Speelgoedrichtlijn.
Beoordeling Hoge Raad
Het Hof heeft vastgesteld dat voormelde veerdrukpistolen verpakt waren in dozen waarop door de fabrikant expliciet waarschuwingen respectievelijk tekens in de vorm van verbodsborden zijn geplaatst dat vorenbedoelde voorwerpen niet geschikt/bestemd zijn om door kinderen jonger dan veertien dan wel achttien jaar te worden gebruikt, en geoordeeld dat deze vermeldingen op de verpakkingen kunnen worden betrokken bij de beoordeling of die veerdrukpistolen gelden als speelgoedvoorwerpen in de zin van art. 3 RWM in verbinding met de Speelgoedrichtlijn. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de omstandigheid dat de veerdrukpistolen, althans de verpakkingen daarvan, zijn voorzien van een CE-markering niet met zich brengt dat die veerdrukpistolen reeds daarom moeten worden aangemerkt als speelgoedvoorwerpen in de zin van art. 3 RWM in verbinding met de Speelgoedrichtlijn. Dat oordeel is juist (vgl. HR 13 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2091).
Het middel faalt in zoverre.
Lees hier de volledige uitspraak.