HR verduidelijkt regels m.b.t. in de strafmotivering opgenomen f&o, meer in het bijzonder een niet-tenlastegelegd feit
/Hoge Raad 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2391
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 30 maart 2016 het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht bevestigd, waarbij de verdachte isveroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken wegens diefstal (feit 1) en het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen (feit 2).
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
"(...) de voorzitter [stelt] de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aan de orde, waaronder het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2016. (...)
De raadsman deelt (...) mede:
Het gaat nog niet zo goed met mijn cliënt. Hij is van goede wil, maar hij heeft te kampen met verslavingsproblematiek. Hedenochtend heb ik een sms-bericht ontvangen van mijn cliënt waarin te lezen was dat het hem speet dat hij niet aanwezig kan zijn bij deze zitting. Hij heeft geen vervoer, geen geld en staat onder bewindvoering. In dat bericht stond ook vermeld dat mijn cliënt echt graag een taakstraf zou willen krijgen.
De advocaat-generaal voert als volgt het woord tot requisitoir:
Ik ben de eerste die bij het begin van een kentering de verdachte een nieuwe kans wil geven. Echter, de verdachte is niet ter terechtzitting verschenen om u te overtuigen van een wending in zijn leven. Er zijn ook geen argumenten te noemen die een kentering aantonen. Na het instellen van het appel zijn er nieuwe zaken bij gekomen, die thans nog openstaan.
Ik vorder dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen inclusief de opgelegde straf en de verdachte wederom zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Het is inderdaad zo dat na het instellen van appel er een aantal nieuwe feiten bij is gekomen. Dit zijn echter pas verdenkingen, men weet nog niet hoe dit zal gaan aflopen.
Het Uittreksel Justitiële Documentatie is op zich niet gering. Ik ga uit van de versie van 21 januari 2016. Kijkend naar de oriëntatiepunten van het LOVS over frequente recidive, vraag ik me af of er rekening gehouden moet worden met verdenkingen die na het plegen van het feit ontstaan. Er moet sprake zijn van vijf vermogensdelicten in de laatste 2 jaar. Daar kom je volgens mij niet aan. Ik wil wel dat er aanknoping wordt gezocht bij de richtlijnen van de LOVS, maar dan zonder de frequente recidive. Voor een winkeldiefstal is het oriëntatiepunt voor de strafoplegging € 200,00 en 1 week voorwaardelijke gevangenisstraf. Voor lokaalvredebreuk maximaal 8 dagen gevangenisstraf. (...) Mijn cliënt zegt super gemotiveerd te zijn om taakstraf uit te gaan voeren. De criteria verzetten zich hier niet tegen. Ik verzoek u dan ook om een taakstraf op te leggen."
Het Hof heeft, met bevestiging van het vonnis van de Politierechter, de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. Dat vonnis houdt met betrekking tot de strafoplegging het volgende in:
"Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de politierechter in verband met de op te leggen straf het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De politierechter slaat bij het bepalen van de op te leggen straf acht op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 30 maart 2015. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake vermogensdelicten. Het feit dat de reclassering bericht dat het niet goed gaat met verdachte biedt weinig hoop. Verdachte heeft verklaard dat het beter met hem gaat maar biedt te weinig aanknopingspunten om daarin mee te gaan. Alles overziend is de politierechter van oordeel dat niet kan worden volstaan met minder dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de hierna te noemen duur."
Het Hof heeft voorts nog overwogen:
"Het hof kan zich vinden in de door de rechtbank opgelegde straf en de strafmotivering.
Ook ter terechtzitting in hoger beroep is niets naar voren gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte zijn leven op orde heeft gebracht. Het enkel van goede wil zijn, zoals de raadsman heeft gesteld, is daarvoor onvoldoende. Daarentegen is uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2016 gebleken dat er sinds de veroordeling waarvan beroep meerdere nieuwe verdenkingen zijn gerezen tegen verdachte ter zake diefstal.
Alles overziend ziet het hof in hetgeen door de raadsman in hoger beroep is aangevoerd geen reden om, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf op te leggen."
Het in deze strafmotivering vermelde Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 januari 2016 maakt, onder het opschrift "openstaande zaken betreffende misdrijven", melding van de volgende verdenkingen die jegens de verdachte zijn ontstaan sinds de voormelde veroordeling door de Politierechter: diefstal van een fiets op 19 mei 2015 en twee winkeldiefstallen op respectievelijk 27 juni 2015 en 14 juli 2015.
Middel
Het middel behelst de klacht dat het hof de strafoplegging ontoereikend heeft gemotiveerd, omdat het hof bij de strafoplegging de omstandigheid heeft betrokken dat “sinds de veroordeling waarvan beroep meerdere nieuwe verdenkingen zijn gerezen tegen verdachte ter zake van diefstal.”
Beoordeling Hoge Raad
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Het staat de rechter vrij om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit, onder meer wanneer de verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en de vermelding van dit feit dient ter nadere uitwerking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (vgl. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9968, NJ 2010/586). Daarbij wordt, mede gelet op het bepaalde in art. 78b Sr, met een onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld een onherroepelijke strafbeschikking.
Indien in zulke gevallen het vermelden van een niet tenlastegelegd - al dan niet soortgelijk - feit aanleiding geeft tot strafverzwaring, dient de veroordeling dan wel de strafbeschikking ter zake van dat feit in beginsel onherroepelijk te zijn op het moment dat deze in het vonnis of het arrest bij de strafoplegging in aanmerking wordt genomen. Wanneer evenwel met de vermelding van het niet tenlastegelegde feit bij de strafoplegging in het bijzonder gewicht wordt toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande een eerdere veroordeling of een eerdere strafbeschikking zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo een strafbaar feit - bijvoorbeeld doordat in de strafmotivering wordt vermeld dat die veroordeling of die strafbeschikking de verdachte niet heeft weerhouden opnieuw zo een strafbaar feit te begaan - dient de veroordeling of de strafbeschikking ter zake van dat niet tenlastegelegde feit reeds onherroepelijk te zijn ten tijde van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft.
Indien de rechter in verband met de strafoplegging melding maakt van een niet tenlastegelegd feit mag ervan worden uitgegaan dat die omstandigheid in strafverzwarende zin is betrokken in de strafoplegging. Dit kan anders zijn indien uit de strafmotivering blijkt dat de vermelding van een niet tenlastegelegd feit niet tot strafverzwaring aanleiding heeft gegeven, bijvoorbeeld omdat die vermelding is opgenomen naar aanleiding van hetgeen door de verdediging over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder begrepen de justitiële documentatie, is aangevoerd.
Met de vaststelling van de omstandigheid dat blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie "sinds de veroordeling waarvan beroep meerdere nieuwe verdenkingen zijn gerezen tegen verdachte ter zake diefstal" heeft het Hof als onderdeel van zijn motivering van de straf, in antwoord op hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, slechts tot uitdrukking gebracht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog steeds opportuun te achten en geen aanleiding te zien voor de oplegging van een taakstraf. Daarmee heeft het Hof hetgeen eerder is vooropgesteld, niet miskend. Het Hof heeft de strafoplegging ook overigens toereikend gemotiveerd.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.