HR: voor beroep op vrijwillige terugtred is onvoldoende de stelling dat "de plannen zijn afgeblazen"

Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:421

De verdachte is wegens poging om een ander door het verschaffen van inlichtingen en beloften te bewegen een moord te begaan, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar en zes maanden.
 

Middel

Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het beroep op vrijwillige terugtred als bedoeld in art. 46b Sr.

Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt verworpen:

"De raadsman heeft verzocht de verdachte om drie redenen vrij te spreken van het ten laste gelegde feit:

1. de verdachte is niet degene geweest van wie het initiatief is uitgegaan om slachtoffer te vermoorden. Dat was betrokkene 1, en daarmee heeft de verdachte niet uitgelokt.

2. de verdachte heeft geen poging gedaan slachtoffer te laten vermoorden. Uit de gesprekken volgt onvoldoende dat daarover als zodanig is gesproken. In ieder geval was er geen moordplan.

3. indien en voor zover er wel een moordplan heeft bestaan, is er geen sprake geweest van een strafbare poging, omdat de verdachte vrijwillig is teruggetreden.

De verweren van de raadsman zijn gebaseerd op het ter terechtzitting van 1 augustus 2012 door de verdachte geschetste alternatieve scenario. De verdediging heeft dit scenario geen handen en voeten gegeven, terwijl het wordt weerlegd door de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen. Het verweer wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen, waarbij het hof nog het volgende overweegt.

Uit de inhoud van een opgenomen (tweede) gesprek tussen de verdachte en betrokkene 1 blijkt dat er geen misverstand kan bestaan over de intenties van de verdachte, namelijk dat betrokkene 1 tegen betaling van een geldbedrag slachtoffer van het leven diende te beroven. Dat het initiatief tot het van het leven beroven van slachtoffer bij de verdachte lag, volgt ook uit getuigenverklaringen waaruit blijkt dat de verdachte aan betrokkene 4 heeft gevraagd of zij 'een hitman' kende die slachtoffer kon vermoorden. In voornoemd opgenomen gesprek geeft de verdachte betrokkene 1 ook de opdracht en de instructies om slachtoffer te vermoorden en stelt hem daarbij een geldelijke beloning in het vooruitzicht. Nu de verdachte de bedoeling had en er kennelijk vanuit ging dat betrokkene 1 deze opdracht na dat gesprek zou uitvoeren ("kan je vanavond niet even het bewijs geven") was uiterlijk na dat (tweede) gesprek het ten laste gelegde feit voltooid. Bij die stand van zaken is vrijwillige terugtred niet meer mogelijk."
 

Beoordeling Hoge Raad

Aan de verwerping door het Hof van het beroep op vrijwillige terugtred ligt het oordeel ten grondslag dat geen plaats is voor vrijwillige terugtred als bedoeld in art. 46b Sr, indien sprake is van een zogenoemde voltooide poging. Die opvatting is onjuist.

Bij vrijwillige terugtred gaat het om het misdrijf waarop de gedragingen van de verdachte waren gericht. Het gaat niet erom of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. In geval van een voltooide poging is derhalve vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten (vgl. HR 19 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ2169, NJ 2007/29).

Hoewel het middel terecht klaagt dat de overwegingen van het Hof blijk geven van een onjuiste opvatting omtrent het begrip 'vrijwillige terugtred' als bedoeld in art. 46b Sr, leidt het niet tot cassatie. Aan het beroep op vrijwillige terugtred is immers slechts ten grondslag gelegd dat "de plannen zijn afgeblazen". Nu in dat verband geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit bijvoorbeeld volgt dat de verdachte zodanig is opgetreden dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt was het intreden van het gevolg te beletten, is het aangevoerde ontoereikend voor het slagen van het verweer.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^