HvJ EU oordeelt over naleving evenredigheidsbeginsel bij cumulatie van sancties voor dezelfde feiten

HvJ EU 5 mei 2022, C-570/20

De voorwaarden voor de cumulatie van sancties van strafrechtelijke aard mogen zowel voortvloeien uit wettelijke bepalingen als uit de uitlegging van die bepalingen door de nationale rechterlijke instanties. Rechtspraak die alleen rekening houdt met evenredigheidsoverwegingen in het geval van de cumulatie van sancties van dezelfde aard en niet in het geval van de cumulatie van verschillende soorten sancties kan niet waarborgen dat het geheel van de opgelegde sancties de ernst van het strafbare feit niet te buiten gaat. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Franse rechter.

Achtergrond

BV, een zelfstandig ondernemer, was tot 2011 werkzaam als accountant. De belastingdienst heeft boekhoudkundige controles verricht over de laatste drie jaren. Volgens de belastingdienst bedroeg het ontdoken btw-bedrag 82.507 euro en de ontdoken inkomstenbelasting 108.883 euro. De belastingdienst heeft bij een Franse officier van justitie een klacht tegen BV ingediend.

De officier van justitie concludeerde dat BV zich schuldig had gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten belastingontduiking door het verzwijgen van belastbare bedragen en het weglaten van gegevens uit boekhoudbescheiden. De rechtbank veroordeelde BV tot een gevangenisstraf.

Bij de rechter in hoger beroep voerde BV aan dat zijn strafrechtelijke veroordeling in strijd was met het in artikel 50 van het EU-Handvest neergelegde recht om niet tweemaal voor hetzelfde delict te worden bestraft of berecht (ne bis in idem beginsel), aangezien tegen hem wegens dezelfde feiten een navorderingsprocedure was ingesteld die aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van onherroepelijk geworden fiscale boetes. De rechter in hoger beroep oordeelde dat de cumulatie van strafrechtelijke sancties en fiscale sancties niet in strijd was met het ne bis in idem beginsel.  

BV heeft cassatieberoep ingesteld bij de hoogste Franse rechter in burgerlijke en strafzaken. Die rechter vraagt aan het EU-Hof of de nationale regeling, die voorziet in de cumulatie van strafrechtelijke sancties en fiscale sancties, verenigbaar is met het ne bis in idem beginsel.  

EU-Hof

Het EU-Hof stelt vast dat BV in een strafprocedure is vervolgd wegens frauduleuze verzwijging en aangifteverzuim op btw-gebied, terwijl hem voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijk geworden administratieve sanctie van strafrechtelijke aard was opgelegd. Een dergelijke cumulatie van vervolgingsmaatregelen vormt volgens het EU-Hof een beperking van het recht om niet tweemaal voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft (ne bis in idem beginsel).

Die beperking kan echter worden gerechtvaardigd wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 52, lid 1 van het EU-Handvest. Eén van die voorwaarden is dat het evenredigheidsbeginsel wordt gewaarborgd. Dit houdt onder andere in dat de nationale regeling, die voorziet in de cumulatie van straffen, (strikt) noodzakelijk is om in dit geval btw-delicten te bestrijden.

Wat de noodzakelijkheid van de regeling betreft, moet die regeling duidelijke en nauwkeurige regels bevatten die justitiabelen in staat stellen te voorzien voor welk handelen of nalaten een cumulatie van vervolgingsmaatregelen en sancties mogelijk is. Daarnaast moet de zwaarte van het geheel van de opgelegde sancties de ernst van de geconstateerde inbreuk niet te buiten gaan.

Het EU-Hof oordeelt dat de omstandigheid dat de voorwaarden voor de cumulatie van sancties van strafrechtelijk aard niet uitsluitend voortvloeien uit wettelijke bepalingen, maar ook uit de uitlegging ervan door de nationale rechterlijke instanties (rechtspraak), op zich niet afdoet aan het duidelijk en nauwkeurige karakter van de nationale regeling. Op het moment dat het delict wordt gepleegd moet voor de betrokkene wel redelijkerwijs voorzienbaar zijn dat dit aanleiding kan geven tot cumulatie van vervolgingsmaatregelen en sancties van strafrechtelijke aard.

Verder stelt het EU-Hof vast dat de Franse rechter op basis van evenredigheidsoverwegingen heeft geoordeeld dat het totale bedrag van de in geval van cumulatie van straffen opgelegde sanctie, niet hoger mag zijn dan het hoogste bedrag van één van de opgelegde sancties. Die beperking geldt echter enkel voor sancties van dezelfde aard, te weten geldelijke sancties (boetes). Daaruit volgt dat die beperking niet geldt voor de cumulatie van een geldelijke sanctie en een vrijheidsstraf. Het EU-Hof oordeelt dat het ne bis in idem beginsel zich verzet tegen een dergelijke uitlegging van een nationale regeling door de nationale rechter. Een dergelijke uitlegging kan namelijk niet waarborgen dat het geheel van de opgelegde sancties de ernst van het geconstateerde strafbare feit niet te buiten gaat.

Lees hier de volledige uitspraak.

, , ,
Print Friendly and PDF ^