HvJ EU: Zoekmachine moet links verwijderen naar informatie die kennelijk onjuist is

HvJ EU 8 december 2022, C-460/20

Twee bestuurders van een groep investeringsmaatschappijen hebben Google verzocht om de links die na een zoekopdracht op hun namen worden getoond en leiden naar bepaalde artikelen waarin het investeringsmodel van deze ondernemingsgroep kritisch wordt voorgesteld, uit de zoekresultaten te verwijderen. Zij stellen dat deze artikelen onjuiste beweringen bevatten.

Zij verzoeken Google ook om foto’s van hen die worden weergegeven in de vorm van miniaturen („thumbnails”), te schrappen uit de lijst met resultaten van een zoekopdracht op hun namen. Op deze lijst zijn alleen de miniaturen als zodanig te zien zonder dat de context van de publicatie met de foto’s op de gelinkte website wordt weergegeven. De oorspronkelijke context waarin de beelden werden gepubliceerd wordt met andere worden niet vermeld en is evenmin op een andere manier zichtbaar bij de weergave van de miniaturen. Google heeft geweigerd gevolg te geven aan deze verzoeken. Zij verwees daartoe naar de professionele context van deze artikelen en foto’s en stelde niet te weten of de informatie in de artikelen al of niet juist was.

Het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) moet in deze zaak uitspraak doen en heeft het Hof van Justitie verzocht om uitlegging van de algemene verordening gegevensbescherming – die onder meer voorziet in het recht op gegevenswissing („recht op vergetelheid”) – en de richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, gelezen in het licht van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

In zijn arrest wijst het Hof erop dat het recht op bescherming van persoonsgegevens geen absolute gelding heeft, maar moet worden beschouwd in relatie tot de functie ervan in de samenleving en conform het evenredigheidsbeginsel tegen andere grondrechten moet worden afgewogen. De algemene verordening gegevensbescherming bepaalt daarom uitdrukkelijk dat het recht op gegevenswissing niet geldt wanneer de verwerking van de gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op, onder meer, vrije informatie.

Het recht van de betrokkenen op bescherming van hun privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens hebben in de regel voorgang op het gerechtvaardigd belang van internetgebruikers die de betrokken informatie mogelijk zouden willen raadplegen. Deze evenwichtige afweging kan evenwel afhangen van de relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard van deze informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken. Dit belang kan met name variëren naargelang van de rol van deze persoon in het openbare leven.

Het recht op vrije meningsuiting en informatie kunnen evenwel niet in aanmerking worden genomen wanneer minstens een niet onbeduidend deel van de informatie in de gelinkte inhoud onjuist blijkt te zijn. Wat de verplichtingen betreft van degene die verzoekt om de verwijdering van links omdat die zouden leiden naar onjuiste inhoud, benadrukt het Hof dat de betrokkene moet aantonen dat de informatie, of een niet onbeduidend deel daarvan, kennelijk onjuist is. Om te vermijden dat de verzoeker een buitensporige bewijslast draagt die het nuttig effect van het recht op verwijdering van links kan ondermijnen, hoeft hij echter alleen het bewijs te leveren dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd. Hij is in beginsel niet verplicht om reeds in de voorgerechtelijke fase een rechterlijke beslissing, zij het zelfs maar een beslissing in kort geding, over te leggen die tegen de redacteur van de betrokken website is verkregen.

Wat de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de exploitant van de zoekmachine betreft, stelt het Hof vast dat deze exploitant zich na een verzoek om links te verwijderen, moet baseren op alle betrokken rechten en belangen en op alle omstandigheden van het concrete geval om na te gaan of het is toegestaan om inhoud te blijven opnemen in de lijst met resultaten van zoekopdrachten die via zijn zoekmachine worden verricht. Van die exploitant kan echter niet worden verlangd dat hij, om vast te stellen of het verzoek om links te verwijderen gegrond is, actief op zoek gaat naar feiten die niet worden gestaafd door de inhoud van dat verzoek.

Wanneer de persoon die om verwijdering van links heeft verzocht relevante en afdoende bewijzen overlegt die zijn verzoek kunnen staven en aantonen dat de informatie in de gelinkte inhoud kennelijk onjuist is, moet de exploitant van de zoekmachine dit verzoek tot verwijdering van links dus inwilligen. Hetzelfde geldt wanneer de verzoeker een rechterlijke beslissing overlegt waarin wordt vastgesteld dat de betrokken informatie onjuist is. Indien daarentegen de onjuistheid van informatie in de gelinkte inhoud niet duidelijk blijkt uit het door de verzoeker overgelegde bewijsmateriaal, hoeft deze exploitant het verzoek niet in te willigen als een dergelijke rechterlijke beslissing ontbreekt. In een dergelijk geval moet de verzoeker zich echter tot de toezichthoudende autoriteit of de rechter kunnen wenden zodat zij de nodige controles kunnen uitvoeren en de verantwoordelijke exploitant kunnen gelasten de nodige maatregelen te nemen. Bovendien vereist het Hof van de exploitant van de zoekmachine dat hij internetgebruikers waarschuwt als er een administratieve of gerechtelijke procedure gevoerd wordt over het vermeend onjuiste karakter van inhoud, voor zover hij van die procedure op de hoogte is gebracht.

Met betrekking tot de weergave van foto’s in de vorm van miniaturen („thumbnails”) benadrukt het Hof dat wanneer na een zoekopdracht op naam foto’s van de betrokkene worden weergegeven in de vorm van miniaturen, dit een bijzonder belangrijke inmenging kan vormen in de rechten op bescherming van het privéleven en de persoonsgegevens van deze persoon.

Het Hof merkt op dat de exploitant van een zoekmachine bij wie een verzoek is ingediend om thumbnails te verwijderen, moet nagaan of de weergave van deze foto’s noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op vrije informatie van internetgebruikers die deze foto’s mogelijk zouden willen bekijken. In dit verband is de vraag of er een bijdrage wordt geleverd aan een debat van algemeen belang een doorslaggevend aspect dat in aanmerking moet worden genomen bij de afweging van de botsende grondrechten.

Het Hof verduidelijkt dat een verschillende afweging van de botsende rechten en belangen moet worden gemaakt naargelang het gaat om artikelen met foto’s die in hun oorspronkelijke context zijn opgenomen en de in die artikelen verstrekte informatie en de daarin geuite meningen illustreren, dan wel om foto’s die los van de context waarin zij op de oorspronkelijke website zijn gepubliceerd, in de vorm van miniaturen in de resultatenlijst van een zoekmachine worden weergegeven. Het Hof oordeelt dat bij de afweging met betrekking tot foto’s die worden weergegeven in de vorm van miniaturen rekening moet worden gehouden met hun informatieve waarde los van de context van de publicatie van deze foto’s op de website waarvan zij afkomstig zijn. Wel moet alle tekst in aanmerking worden genomen die direct bij de weergave van foto’s in de zoekresultaten is geplaatst en meer duidelijkheid kan geven over de informatieve waarde daarvan.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^