IB-fraude en witwassen: Uit verweerschrift in de fiscale procedure volgt een heel andere gang van zaken, zodat de verdachte partieel wordt vrijgesproken

Gerechtshof Amsterdam 4 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2977

De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude door opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting te doen en opzettelijk geen administratie te voeren. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 399,617.

Partiële vrijspraak feit 1 met betrekking tot de aangifte IB 2011

De verdachte wordt onder feit 1 onder meer verweten dat hij in de periode van 28 februari 2012 tot en met 25 juli 2013 een onjuiste en/of onvolledige aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB) over het jaar 2011 heeft gedaan. Het hof stelt vast dat uit de stukken blijkt dat de aangifte op

23 februari 2012 is ontvangen. Het onder 1 ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbend op de aangifte IB over 2011, valt derhalve buiten de ten laste gelegde periode. In zoverre dient de verdachte partieel van dit feit te worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2

De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 september 2017 de aangifte IB over het jaar 2015 niet of niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft gedaan.

Het hof heeft bij e-mailbericht van 13 oktober 2020 van de advocaat-generaal enkele bescheiden ontvangen die betrekking hebben op de fiscale procedure van de verdachte, waaronder een verweerschrift van de fiscus van 28 augustus 2020. Het hof stelt vast dat daarin andere data worden genoemd met betrekking tot de termijn voor het doen van de aangifte IB 2015 dan de data die in het strafdossier zijn vermeld. Uit het strafdossier volgt dat aan de verdachte op 30 december 2016 uitstel is verleend tot 1 juli 2017, terwijl uit het verweerschrift in de fiscale procedure een heel andere gang van zaken volgt. Verdachte is blijkens dit verweerschrift op 8 december 2016 uitgenodigd om uiterlijk 1 maart 2017 aangifte IB/PVV 2015 te doen. Omdat de aangifte op 1 maart 2017 niet was gedaan, is met dagtekening 25 augustus 2017 een herinnering naar verdachte gestuurd. Daarin is een termijn gesteld tot 8 september 2017. Omdat de aangifte ook op 8 september 2017 niet was gedaan, is met dagtekening 28 september 2017 een aanmaning naar eiser gestuurd. Daarin is een termijn gesteld tot 12 oktober 2017.

Gelet op de hiervoor genoemde onduidelijkheid (voor zover al een van beide varianten juist is) kan niet genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegd onder feit 2, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

  • Feit 3: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

  • Feit 4: witwassen.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De verdediging heeft naar voren gebracht dat weliswaar in formele zin sprake is van de bewezen verklaarde feiten, maar dat bij de verdachte veeleer sprake is van onmacht, dan van onwil. De verdachte ging op een informele wijze met geld om. Hij is goed geweest voor anderen, maar heeft niet aan zichzelf gedacht.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^