Inbeslagneming gegevensdragers onder advocaat
/Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 maart 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1994 Namens klager is aangevoerd dat op 9 april 2015 onder hem gegevensdragers in beslag genomen zijn. Van de gegevensdragers zijn door de opsporingsinstanties kopieën gemaakt, hetgeen dient te worden aangemerkt als gebruik. Het klaagschrift richt zich tegen het gebruik van de in beslag genomen voorwerpen. Daarnaast richt het klaagschrift zich op de inbeslagneming, die in strijd met de wet en regelgeving heeft plaatsgevonden. Klager verzoekt het beklag gegrond te verklaren, te verklaren dat de inbeslagneming onrechtmatig heeft plaatsgevonden en voorts te gelasten dat alle gemaakte kopieën aan klager worden overhandigd, dan wel worden vernietigd.
De officier van justitie heeft in de conclusie van 1 maart 2016 aangevoerd dat van de digitale gegevensdragers die klager ten tijde van zijn aanhouding bij zich had, een “image” is gemaakt. De image ligt in de kluis bij de politie en is in afwachting van de verdere procedure daaromtrent nog niet onderzocht. De gegevensdragers zijn na het maken van een kopie aan klager geretourneerd.
Primair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat klager niet ontvankelijk is. Het beslag is geëindigd, nu de beslagen voorwerpen aan klager zijn teruggegeven. Er is geen strafvorderlijk middel om na teruggave van het voorwerp onrechtmatig gebruik van het beslagene aan de orde te stellen. Het beklag is daarmee niet ontvankelijk. mening, mocht de rechtbank klager wel ontvankelijk verklaren, dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Gelet op de aard van de werkzaamheden van klager, die te duiden zijn als trustwerkzaamheden, is geen sprake van bestanden die onder het verschoningsrecht vallen, zodat er dus geen sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 98 Sv.
Meer subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Mocht klager gezien worden als verschoningsgerechtigde, dan is artikel 98 Sv van toepassing en dient de rechter-commissaris in de gelegenheid gesteld te worden om te beslissen over de (definitieve) inbeslagneming en de kennisname van de bestanden. De gegevensdragers zijn (waren) ook in dat geval vatbaar voor inbeslagname, omdat, gelet op de rol en positie van klager, in redelijkheid kan worden vermoed dat zich op de gegevensdragers stukken bevinden die onderdeel uitmaken van de strafbare feiten waarvan klager wordt verdacht, dan wel die tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend (corpora en instrumenta delicti). In casu is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden, aangezien klager zelf verdacht wordt van betrokkenheid bij ernstige strafbare feiten en - als medepleger - onderdeel is van een groot verband van (mede)plegers. Op grond hiervan dient het verschoningsrecht te wijken voor het belang van de waarheidsvinding. In een dergelijk geval is het niet meer aan de verschoningsgerechtigde om aan te geven welke stukken voor inbeslagneming (dan wel gebruik) in aanmerking komen, maar is het de rechter-commissaris die - bij voorkeur in overleg met de Deken - bepaalt of bepaalde stukken mogen worden gebruikt en aldus kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen.
Ter zitting heeft de raadsman betoogd dat klager ontvankelijk is in zijn beklag. Klager is advocaat en staat als zodanig ingeschreven in Luxemburg. Op de in beslag genomen laptop van klager staan gegevens van vele van zijn cliënten, ook cliënten die niet in dit onderzoek voorkomen en geen (mede-)verdachten zijn. Inbeslagneming had conform de regelgeving dienen plaats te vinden, hetgeen niet is geschied. In deze zaak zijn door de wijze van inbeslagneming alle waarborgen overboord gegooid. Zodoende is het noodzakelijk te oordelen of de inbeslagneming rechtmatig is. De Hoge Raad maakt onderscheid tussen het gebruik van het in beslag genomen voorwerp en het gebruik van de aan dat voorwerp ontleende informatie. Over het laatste kan niet geklaagd worden, over het eerste wel. Zodoende is klager volgens de raadsman tevens ontvankelijk in zijn beklag tegen het gebruik, bestaande uit het maken van de kopie. Met betrekking tot de toepassing van het verschoningsrecht heeft de raadsman aangevoerd dat in het geval van klager noch de rechter-commissaris noch de Deken bij de inbeslagneming betrokken is geweest. Bovendien is verzuimd de rechter-commissaris gelegenheid te geven zich voorafgaand aan de beslagneming uit te laten over de rechtmatigheid van het beslag. Daarmee is klager de mogelijkheid ontnomen om te klagen.
Naast de formele gebreken geldt dat het gebruik onrechtmatig was, omdat het materieel om geheimhoudersstukken gaat. Er staan veel meer stukken op de gegevensdragers dan uitsluitend stukken toeziende op de werkzaamheden voor de medeverdachten. Evenmin is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor een geoorloofde doorbreking van het verschoningsrecht zou kunnen plaatsvinden. De raadsman verzoekt de klaagschriften gegrond te verklaren en te gelasten dat alle gemaakte kopieën aan klager worden overhandigd, dan wel worden vernietigd.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. Op de image staan documenten die van belang zijn voor waarheidsvinding. Klager is verdachte van ernstige strafbare feiten. Klager is als trustmedewerker, en niet als advocaat, betrokken geweest bij naam company. Uit de correspondentie blijkt dat de officier van justitie in contact is getreden met de rechter-commissaris en dat de rechter-commissaris te kennen heeft gegeven zoveel mogelijk te handelen overeenkomstig artikel 98 Sv, waarbij als feitelijk uitgangspunt had te dienen dat de inbeslagneming reeds had plaatsgevonden en waarbij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat de rechtmatigheid van de inbeslagneming te zijner tijd op een zitting of, voorafgaand daaraan, in een procedure ex artikel 552a Sv aan de orde kon worden gesteld. De rechter-commissaris zal, indien de rechtbank de inbeslagneming rechtmatig oordeelt, de geëigende procedure volgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn beklag.
Artikel 98, eerste lid, Sv bepaalt dat bij personen met bevoegdheid tot verschoning, als bedoeld in artikel 218, tenzij met hun toestemming, niet in beslag worden genomen brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt en dat de rechter-commissaris bevoegd is ter zake te beslissen.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak artikel 98, eerste lid, Sv van toepassing is. Klager is immers, zo blijkt uit het dossier en is ook niet weersproken door de officier van justitie, advocaat in Luxemburg en heeft als zodanig een bevoegdheid tot verschoning.
Tevens stelt de rechtbank vast dat de in artikel 98, eerste lid, Sv omschreven procedure niet is gevolgd. Onder klager zijn zonder zijn toestemming gegevensdragers in beslag genomen, terwijl de rechter-commissaris hierover geen beslissing had genomen.
Van de gegevensdragers zijn kopieën gemaakt. Deze kopieën zijn gedeponeerd in een kluis en van de inhoud daarvan is door de officier van justitie of het onderzoeksteam geen kennis genomen. De gegevensdragers zijn aan klager terug gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klaagschrift gericht tegen de inbeslagneming van de gegevensdragers, nu de inbeslaggenomen gegevensdragers reeds aan hem zijn teruggegeven. De wet kent niet de mogelijkheid om met een klaagschrift na beëindiging van het beslag te doen vaststellen dat de inbeslagneming onrechtmatig was. Dit kan bij de behandeling van de strafzaak aan de orde worden gesteld.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klaagschrift gericht tegen het gebruik van de in beslag genomen gegevensdragers, nu artikel 552a Sv niet voorziet in het doen van beklag tegen het gebruik van gegevens die zijn ontleend aan in beslag genomen voorwerpen (HR 9 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5510).
Ten aanzien van de kennisneming van de inhoud van de gemaakte kopieën overweegt de rechtbank dat het bepaalde in artikel 98, tweede lid, Sv van toepassing is. Deze bepaling schrijft voor dat, indien de persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar maakt tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften omdat zijn plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt, niet tot kennisgeving overgegaan wordt dan nadat de rechter-commissaris daarover heeft bepaald.
De rechter-commissaris heeft nog geen beslissing genomen over de vraag of tot kennisneming mag worden overgegaan. Mocht de rechter-commissaris beslissen dat kennisneming is toegestaan, dan kan klager tegen deze beslissing op grond van artikel 98, vierde lid, Sv een klaagschrift indienen. Deze situatie is thans (nog) niet aan de orde.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in beide klaagschriften.
Lees hier de volledige uitspraak.