Informeel adviseur vermogende oude dame geheel vrijgesproken van diefstal/verduistering en poging oplichting
/Rechtbank Amsterdam 19 februari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:1571 Het tenlastegelegde heeft betrekking op het vermogen van mevrouw (persoon 1). Zij had in de ten laste gelegde periode de leeftijd van 95 jaar bereikt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting (waaronder het ter zitting getoonde filmpje) komt naar voren dat verdachte vanuit de stichting waarvan hij directeur was, maatschappelijke ondersteuning aan haar bood, dat deze ondersteuning in de loop der tijd intensiever werd en ook een persoonlijker karakter had gekregen. Verdachte regelde allerlei zaken voor haar, waaronder ook haar dagelijkse bankzaken. Uit diverse verklaringen komt naar voren dat mevrouw persoon 1 afgezien van onheldere momenten, in de tenlastegelegde periode nog goed bij verstand was, maar wel vergeetachtig. Dit beeld vindt bevestiging in het zich in het dossier bevindende beeld en geluidsmateriaal.
Verdachte ontkent zich aan de ten laste gelegde diefstal/verduistering en poging tot oplichting te hebben schuldig gemaakt. Hij heeft verklaard dat hij inderdaad de feitelijke uitvoering van vermogenstransacties heeft geregeld, maar dat hij daarbij handelde in opdracht van mevrouw persoon 1 en met haar medeweten.
Mevrouw persoon 1 heeft omtrent de gebeurtenissen voor het eerst verklaard op 7 december 2010 ten overstaan van een financieel onderzoeker van de Rabobank, en vervolgens in het strafrechtelijk vooronderzoek op 3 mei 2011 en 2 november 2011. Op 6 september 2012 is mevrouw persoon 1 overleden.
Voor zover voor de vermogenstransacties schriftelijke opdracht moest worden gegeven bevinden zich door mevrouw persoon 1 getekende opdrachten in het dossier. Er zijn geen aanwijzingen dat van een vervalsing van deze handtekeningen sprake zou zijn. De officier van justitie heeft ter zitting bevestigd evenmin dergelijke aanwijzingen te zien en dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 in het laatste gedachtestreepje niet het verwijt van vervalsing inhoudt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat zes keer een bedrag van 10.000,- euro van de Robeco-rekening van mevrouw persoon 1 naar haar ING-rekening is overgemaakt. Dit bedrag is vervolgens grotendeels contant opgenomen. Daarnaast is een bedrag opgenomen door middel van pintransacties die voor een deel betrekking hebben op aankopen van verdachte en is een overboeking gedaan ten behoeve van een privé doel van verdachte. In totaal is 54.144,74 (p. 122) van de rekening afgeschreven.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bedragen in opdracht van persoon 1 heeft overgeboekt en in gedeeltes – al dan niet samen met persoon 1 – contant heeft opgenomen in verband met een voorgenomen contante schenking van persoon 1 aan haar nicht. Het geld heeft hij steeds na het pinnen in een envelop in de woning van persoon 1 achtergelaten. De pintransacties die betrekking hebben op zijn persoonlijke aankopen heeft hij naar eigen zeggen per ongeluk met de verkeerde pinpas betaald en evenals het bedrag van de onjuiste overboeking contant aan persoon 1 geretourneerd.
Mede op aanwijzing van verdachte, is een bedrag van 55.936,- euro in de woning van persoon 1 teruggevonden (bedrag genoemd in de handgeschreven verklaring van de getuige 1, bijlage bij het door de rechter–commissaris daaromtrent opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2012). De rechtbank constateert dat dit bedrag hoger is dan het bedrag dat in totaal van de ING rekening is afgeschreven.
Bij de bovenstaande stand van zaken is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte het oogmerk had om zich een geldbedrag of geldbedragen (afkomstig uit de overboeking van 60.000,- euro naar de ING-rekening) wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte dient daarom van zowel de primair ten laste gelegde diefstal als de subsidiair ten laste gelegde verduistering te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft geprobeerd persoon 1 te bewegen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer 1,2 miljoen euro, middels de (oplichtingsmiddelen) zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit evenmin kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de Robecobankportefeuille van persoon 1 valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid heeft verkocht, nu er onvoldoende bewijs is dat de verkoop van de beleggingsportefeuille zonder instemming van persoon 1 is gebeurd.
Evenmin kan worden bewezen dat verdachte valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid een nieuwe tegenrekening, behorende bij de rekening van de beleggingsportefeuille, heeft geopend en valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid heeft getracht 250.000,- euro naar de nieuwe tegenrekening over te boeken. De schriftelijke opdracht om de beleggingsportefeuille op te heffen en het saldo van ongeveer 1,2 miljoen over te boeken naar de tegenrekening bij de ING is immers door persoon 1 ondertekend, evenals de stukken voor het openen van de nieuwe tegenrekening bij de ING.
Uit het rapport van naam (los in het dossier) blijkt bovendien dat persoon 1, nadat zij op 7 november 2010 de eerste keer omtrent de bij de Robecobank ontstane twijfel werd geconfronteerd, heeft verklaard dat zij wist dat verdachte op haar naam een ING-rekening heeft geopend en dat verdachte haar heeft verteld dat hij het geld van de Robecorekening naar de nieuwe rekening bij de ING zou gaan overmaken. Zij heeft tevens verklaard dat zij alles in goed vertrouwen aan verdachte over laat (p. 5, paragraaf 1.3, klantbezoek/gespreksverslag mevrouw persoon 1). In de weergave van ditzelfde gesprek in het feitenrelaas van de heer persoon 2 (opgenomen in de brief aan de heren persoon 3 en persoon 4 van 22 december 2010, eveneens los in het dossier opgenomen) staat bovendien dat mevrouw persoon 1 heeft verklaard te weten dat verdachte op de ING-rekening gemachtigd was (paragraaf 2.1.3). Aan de geruime tijd later tot stand gekomen andersluidende verklaringen van mevrouw persoon 1 kan naar het oordeel van de rechtbank niet het bewijs voor het tegendeel worden ontleend.
Voor zover de overige in de tenlastelegging opgenomen verfeitelijkingen wel valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid zijn, waren ze niet zonder meer geschikt om persoon 1 tot afgifte van een geldbedrag te bewegen. Door zich in strijd met de waarheid voor te doen als de kleinzoon van persoon 1 heeft verdachte immers niet geprobeerd persoon 1 tot afgifte van een geldbedrag te bewegen. Uit de door de bank opgenomen gesprekken blijkt bovendien dat persoon 1 niet weerspreekt dat verdachte haar kleinzoon is, sterker nog, zij noemt verdachte zelf haar ‘eerste’ zoon. Ook is niet aannemelijk geworden dat verdachte met zijn uitspraak tegen een medewerker van Robeco, dat het geld van persoon 1 onderdeel is van een schenking en moet worden overgeschreven op een andere naam, heeft geprobeerd persoon 1 tot afgifte van een geldbedrag te bewegen. Hetzelfde geldt voor het openen van een rekening bij de Robecobank met als doel daarop een schenking van ongeveer rond de 1,2 miljoen euro te boeken en de mededeling aan een medewerker van de Robecobank dat de opdrachten van persoon 1 moesten worden uitgevoerd en dat die opdrachten door die persoon 1 zijn getekend.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat een aantal in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen niet kunnen worden bewezen en dat een aantal andere – zowel op zichzelf als in samenhang beschouwd – niet geschikt waren om mevrouw persoon 1 tot afgifte van geldbedragen te bewegen. Hoewel het gedrag van verdachte op onderdelen vragen oproept, is er onvoldoende bewijs voor het oordeel dat hij heeft gepoogd om persoon 1 op te lichten. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.