Is art. 12 Sv procedure mogelijk bij zaken van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)?

Onlangs is de Nota naar aanleiding van het verslag bij de Invoeringswet EOM gepubliceerd. De leden van de CDA-fractie hebben de regering gevraagd of er een procedure bestaat die vergelijkbaar is met de Nederlandse procedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering.

In een Nederlandse EOM-zaak zijn alle normale waarborgen en procedures onder het Wetboek van Strafvordering (Sv) van toepassing. De Verordening EOM stelt in artikel 5, derde lid, dat het nationale recht van toepassing is op aangelegenheden die niet bij de verordening zijn geregeld.

Volgens artikel 42, eerste lid, van de Verordening EOM geldt dat procedurele handelingen van het EOM die bedoeld zijn om rechtsgevolgen ten aanzien van derden te creëren moeten worden getoetst door de bevoegde nationale rechters overeenkomstig de voorschriften en procedures in het nationale recht. In afwijking van deze regel worden besluiten van het EOM om een zaak te seponeren voor zover deze rechtstreeks op basis van het Unierecht worden aangevochten, voor het Hof van Justitie getoetst overeenkomstig artikel 263, vierde alinea, VWEU (zie artikel 42, derde lid, van de Verordening EOM). Dit geeft dus een directe klachtmogelijkheid. Nu de mogelijkheid van een procedure ex artikel 12, Sv niet uitdrukkelijk is uitgesloten van de werkingssfeer van de Verordening EOM, kan deze in principe ook worden toegepast. Daarbij geldt echter dat in veel gevallen van niet verdere vervolging de zaak eerst terug komt bij het nationale OM en dat langs die weg de zaak alsnog tot vervolging kan leiden, dan wel anders wordt afgehandeld.

Een artikel 12 Sv-procedure in een zuivere EOM-zaak is zodoende niet erg aannemelijk.

Print Friendly and PDF ^