Is een op geautomatiseerde wijze vaststellen van een gedraging (i.c. het niet hebben van een geldige APK vastgesteld middels registervergelijking) een gedraging vastgesteld door een bevoegd ambtenaar in de zin van art. 3.2 WAHV?
/Hoge Raad 16 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:240 Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd wegens het voor een motorrijtuig van 3500 kg of minder niet afgegeven zijn van een keuringsbewijs (artikel 72, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 (feitcode K045a). Deze gedraging zou blijkens een registercontrole van de RDW zijn verricht op 18 april 2013.
Tegen deze inleidende beschikking is de betrokkene tevergeefs opgekomen bij de officier van justitie. De betrokkene heeft vervolgens tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland.
Bij beschikking van 27 januari 2014 heeft deze kantonrechter de inleidende beschikking aldus gewijzigd dat als omschrijving van de gedraging moet worden gelezen “voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren” (artikel 72, tweede lid, sub b, WVW 1994; feitcode K045b) en is het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De betrokkene heeft vervolgens tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij vonnis van 22 juli 2015 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter gegrond verklaard en de beslissing van de kantonrechter, de officier van justitie alsmede de opgelegde administratieve sanctie wegens niet-naleving van de APK-verplichting vernietigd.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld. De vordering strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
Middel
Het middel keert zich tegen het oordeel van het Hof dat niet is komen vast te staan dat de sanctie door een daartoe bevoegde ambtenaar is opgelegd in de zin van art. 3, tweede lid, WAHV, nu sprake is van een volledig geautomatiseerd proces dat weliswaar onder verantwoordelijkheid van een ambtenaar staat, maar waarin in alle met de onderhavige zaak vergelijkbare zaken een sanctie wordt opgelegd en waarbij onvoldoende is uitgesloten dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die een nadere beoordeling vergen.
Beoordeling Hoge Raad
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak vastgesteld dat de administratieve sanctie aan de betrokkene is opgelegd door een ambtenaar die met het toezicht op de naleving van het desbetreffende voorschrift is belast.
Tekst noch strekking van art. 3, tweede lid, WAHV, zoals daarvan mede blijkt uit de hiervoor in 3.2 weergegeven wetsgeschiedenis, in het bijzonder die onder (ii), beperken de bevoegdheid tot sanctieoplegging van die ambtenaar tot gevallen waarin, alvorens de sanctie wordt opgelegd, is onderzocht of sprake is van, al dan niet door de betrokkene naar voren gebrachte, bijzondere omstandigheden die een nadere beoordeling vergen.
Gelet hierop geeft het oordeel van het Hof dat niet is komen vast te staan dat de sanctie door een daartoe bevoegde ambtenaar in de zin van art. 3, tweede lid, WAHV is opgelegd nu sprake is van een volledig geautomatiseerd proces waarin in alle zaken een sanctie wordt opgelegd en waarbij onvoldoende is uitgesloten dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die een nadere beoordeling vergen, blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Het middel treft derhalve doel.
De Hoge Raad vernietigt in het belang van de wet de bestreden uitspraak.
Lees hier de volledige uitspraak.