Is fictieve informatie aan te merken als een geheim a.b.i. art. 272 Sr? Hoge Raad verwerpt cassatieberoep ex-rechercheur.
/Hoge Raad 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1662 De verdachte, destijds werkzaam als rechercheur bij de politie, heeft vertrouwelijke politie-informatie doorgegeven aan de medeverdachte, die deze informatie weer heeft doorgegeven aan zijn raadsman (Nico Meijering). Het betrof (deels) gefingeerde/verzonnen informatie betreffende een op handen zijnde ontmoeting in het criminele milieu tussen betrokkene 1 en 2, die de verdachte ter hand werd gesteld in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de vermoedelijke betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachte bij het lekken van vertrouwelijke politie-informatie.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 9 december 2013 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden wegens feit 2 primair, medeplegen van opzettelijke schending van een ambtsgeheim.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld.
Middel
Het eerste middel behelst de klacht dat het bewezen verklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. In het bijzonder zou uit de bewezenverklaring niet kunnen worden afgeleid dat informatie betreffende een ontmoeting tussen betrokkene 1 en 2 aan Meijering zou zijn gegeven.
Beoordeling Hoge Raad
Het middel is gebaseerd op de opvatting dat de informatie betreffende een ontmoeting tussen betrokkene 1 en 2 niet kan worden aangemerkt als een geheim dat bewaring verdient, aangezien die informatie (deels) gefingeerd/verzonnen was. Die opvatting is onjuist, nu deze naar het Hof heeft vastgesteld was bestemd om niet verder te worden bekendgemaakt.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.