Kamerbrief n.a.v. OESO Fase 4-rapport: kader voor zelfmelding van misstanden wordt onderzocht
/Op 9 november hebben de ministers Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) het OESO Fase 4-rapport aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit is de vierde evaluatie van Nederland in het kader van de OESO Anti-Corruptie Werkgroep (Working Group on Bribery). De specifieke focus van deze evaluatie was detectie, handhaving, aansprakelijkheid van rechtspersonen en internationale samenwerking, alsmede openstaande onderwerpen van eerdere evaluaties.
Eerder berichtten wij al over de door de OESO gedane aanbevelingen OESO voor de Nederlandse aanpak buitenlandse omkoping.
Uitkomsten
De WGB is positief over veel van de stappen die Nederland heeft gezet sinds de vorige evaluatie in 2012:
Een van deze ontwikkelingen is de oprichting van het themateam corruptie bij het Openbaar Ministerie en het Anti-Corruptiecentrum van de FIOD. Deze institutionele versterking in de opsporing en vervolging hebben mede geresulteerd in een sterke toename van het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar buitenlandse omkoping.
Met name de innovatieve wijze van detectie door het OM, de FIOD en de FIU-Nederland, in samenwerking met de financiële sector, en de inzet op bewustwording worden geprezen en door de WGB van groot belang geacht.
Het beleid bij buitenlandse omkopingszaken om gebruik te maken van de aanpak gericht op de naleving van de poortwachtersfunctie wordt als positief gewaardeerd, alsmede jurisprudentie waaruit blijkt dat Nederland een brede rechtsmacht uitoefent over brievenbusfirma’s.
Ook wordt het sterke kader voor internationale samenwerking genoemd en successen in het ontnemen van de winsten van buitenlandse omkoping
Desondanks zijn er ook aandachtspunten en daaraan gekoppelde aanbevelingen voor Nederland:
Zo blijft het aantal (strafrechtelijke) veroordelingen op buitenlandse omkoping volgens de WGB beperkt en zoekt de WGB naar onderliggende oorzaken hiervoor.
Zij moedigt Nederland aan om handvatten te bieden aan bedrijven die misstanden willen melden (“self-reporting”) en aan verdachte bedrijven die medewerking willen verlenen aan het opsporingsonderzoek.
Nederland wordt ook aangemoedigd om maatregelen te treffen om vertragingen aan te pakken bij de beoordeling van (mogelijk) verschoningsrechtelijke informatie bij onderzoeken naar buitenlandse omkoping. Op dit punt constateert de WGB overigens ook dat de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juni jl. (ECLI:NL:HR:2020:1048) een bijdrage kan leveren aan de oplossing van deze problematiek.
Tot slot heeft Nederland de aanbeveling ontvangen om de Wet Huis voor klokkenluiders te wijzigen, de private en publieke sector voor te lichten over de verplichting op grond van de Wet Huis voor klokkenluiders om een effectieve interne meldregeling te hebben en om training en bewustwording op het gebied van anti-corruptie binnen verschillende onderdelen van de Rijksoverheid te versterken. De WGB zal ook diverse thema’s blijven monitoren wanneer er meer jurisprudentie wordt ontwikkeld.
Rol van de Minister van Justitie en Veiligheid
Het rapport en het persbericht staan stil bij “the role of the executive in foreign bribery case management”. Waar dit ziet op de rol van de Minister van Justitie en Veiligheid in specifieke zaken, geldt dat in Nederland het OM jegens de Minister van Justitie en Veiligheid een inlichtingenverplichting heeft op basis van artikel 129, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie juncto artikel 11, eerste lid, van het Reglement van Orde College van procureurs-generaal. Door de Minister van Justitie en Veiligheid te informeren over een gevoelige strafzaak wordt deze in staat gesteld zijn politieke verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor de gedragingen van het OM.
Het rapport staat ook stil bij de rol van de Minister van Justitie en Veiligheid bij de totstandkoming van hoge transacties. Deze rol had echter betrekking op de oude situatie. Inmiddels is een onafhankelijke toetsingscommissie bij hoge transacties ingesteld en is een wetwijzigingstraject gestart om hoge transacties te onderwerpen aan toetsing en verlof door de onafhankelijke rechter. De WGB geeft aan dit traject te steunen.
Tot slot gaat de WGB ook in op de rol van de Minister van Justitie en Veiligheid bij internationale rechtshulp in strafzaken, in het bijzonder in relatie tot het Protocol Samenwerking bij Internationale Rechtshulp. Dit Protocol is op 17 december 2019 met uw Kamer gedeeld. Het protocol bevestigt de reeds bestaande verantwoordelijkheden van verschillende partijen, voor de Minister van Veiligheid en Justitie is dat de rol van centrale autoriteit. Van nieuwe bevoegdheden of een nieuwe mogelijkheid tot een veto is dan ook geen sprake.
Vervolgtraject
Nederland heeft in de WGB toegezegd met de aanbevelingen aan de slag te gaan. Veel van de aanbevelingen zien op thema’s waar momenteel al maatregelen op worden getroffen. Dit betreft onder meer het genoemde voornemen om een rechterlijke toets bij hoge transacties te introduceren en het onderzoeken van een kader voor de zelfmelding van misstanden en medewerking aan opsporingsonderzoek door verdachte bedrijven.
Ook is het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn, waarbij de Wet Huis voor klokkenluiders wordt gewijzigd, al in internetconsultatie geweest.
De Nederlandse aanpak van corruptie wordt momenteel ook door de Verenigde Naties (VN) geëvalueerd. Deze evaluatie kent verschillende aandachtsgebieden binnen het thema corruptie, met name preventieve maatregelen en asset recovery. Het kabinet streeft ernaar om na afloop van deze evaluatie een integrale beleidsreactie over het Nederlandse beleid ter voorkoming en bestrijding van corruptie op te stellen. De Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2021 geïnformeerd.
Achtergrond
Het afgelopen anderhalf jaar is Nederland door de Anti-Corruptie Werkgroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) geëvalueerd op de implementatie en handhaving van het OESO-Verdrag tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties. Dit verdrag heeft tot doel goed bestuur en economische ontwikkeling te stimuleren en armoede te bestrijden door eerlijke internationale handel via een gelijk speelveld te creëren.
Van 12 – 16 oktober jl. vond de bespreking en vaststelling van het OESO-rapport virtueel plaats. De OESO heeft op 5 november 2020 het evaluatierapport en een bijbehorende persverklaring op haar website gepubliceerd.
Lees ook: